De oude, grijze vader en zijne echtgenoote zullen voortaan weêr de eenige bewoners van de hut zijn.
De koffers zijn gepakt, het uur van scheiden heeft geslagen; de grijsaard, dien ouderdom en ziekte aan het bed kluisteren, legt het gewijde boek neêr waaruit hij de kracht geput heeft om in deze droevige stonde kalm te blijven, en in zijne bevende armen ontvangt hij zijn geliefd kleinzoon je, de vreugde zijner laatste dagen.....
Met dof geweende oogen ontbloot de moeder het lachend gezichtje van den kleinen lieveling en zet hem eerbiedig op den schoot van haar zwakken vader: de oude man zal het kind zijn zegen geven. En die zegen, het eenige dat de grootvader zijn kleinzoon zal nalaten, is in de oogen der arme vrouw veel meer waard dan al de schatten der wereld - want, over eenige dagen misschien, zal de grijsaard in den hemel worden opgenomen, en het kan niet anders of hij zal alsdan de herinnering aan den kleine dien hij gezegend heeft, met zich voeren en daardoor van uit den hemel steeds het oog op hem gevestigd houden.