De ambulances zijn opgepropt en ook de huizen der omliggende dorpen, allen in lazaretten herschapen, kunnen geen enkelen gewonde meer bergen. Schuren, stallen en alles wat slechts eenige beschutting aanbiedt, worden nu tot hospitalen gemaakt en al kan men de ongelukkigen daar slechts een bos stroo tot leger geven, zij vinden er ten minste eene plaats om in vrede te sterven.
In vrede sterven! Wreede oorlog, welke voor zijn dapperen, die zijne slachtoffers werden, slechts zulk een einde heeft!
Zij worden daar naast elkaar gelegd, de vijanden van gisteren, de overwinnaars en overwonnenen, allen soldaten van hun plicht. Hunne ondraaglijke smarten hebben hen doen bezwijmen, doch na eenigen tijd ontwaken zij en geven lucht aan de kreten, welke de smart hun ontlokt.
Zij ontwaken en zien de ruimte in het ronde. Al hunne lotgenooten zijn hun onbekend, doch de uniform verraadt, dat men niet onder vrienden is; ook vijanden liggen rechts en links verstrooid.
Zie, daar ligt een grenadier der oude garde. Op het slagveld heeft hij den Hemel gebeden, dat een kogel hem moge treffen, opdat hij geen getuige zou behoeven te zijn der neêrlaag van la grande armée en zijn afgod Napoleon.
Zijn wensch is vervuld, doch de dood dien hij zocht, is nog niet gekomen. Hij voelt hem reeds in zijne aderen woelen, hij voelt hoe zijne polsslagen verminderen, hoe zijn oog beneveld wordt: de dood, dien hij zoo zeer wenscht, komt met rassche schreden nader.
Is dat geene verwensching tegen Napoleon, welke hij daar hoort uitbrengen? Zijn gehoor is niet zoo scherp meer, doch duidelijk ziet hij een Duitscher, die naast hem ligt, de vuisten ballen. Ja, hij moet de verwensching hebben laten hooren.
Dat gaat het begrip van een franschen grenadier te boven. Een overwinnaar scheldt niet op zijn overwonnene. Hij denkt er niet aan, dat de Duitscher aan den Rijn een vader, een moeder, wellicht eene echtgenoote en kinderen heeft achtergelaten. Een fransche grenadier der oude garde kent geen andere banden dan die, welke hem aan zijn keizer binden.
Met een loeiend wraakgehuil raapt hij zijne laatste krachten bijeen, richt zich half op en grijpt den Duitscher bij de keel, om hem in zijne beschimpingen te verstikken. Eene poging van den Duitscher om zijn vijand af te weren doet nu een ontzettend gevecht ontstaan, waarin de woedende smartkreten der beide kampioenen akelig weêrklinken. Met een ruk heeft de Duitscher het verband van het hoofd des grenadiers getrokken en het nieuwe smartgebrul vuurt de beide tegenstanders nog meer aan.
Verschrikkelijk gevecht, duizendmaal verschrikkelijker dan waaraan zij op het slagveld deelnamen. Daar dunde het kartetsvuur de gelederen of nam een bom eene geheele compagnie meê in zijne vaart; daar gaarde de dood zijne offers langs alle zijden, doch de levensdraden welke daar afgesneden werden behoorden toe aan levenden.
En hier? Hier streden twee lijken!
Een wapen kunnen zij niet meer hanteeren, hoogstens vermogen zij de hand samen te drukken, doch die hand heeft den weg naar de keel zijns vijands gezocht, en haar druk veroorzaakt meer smarten dan het schrootvuur op het slagveld.
Het moordgehuil heeft intusschen ook de andere ongelukkigen doen ontwaken. Angstig en verbaasd staren zij rond. Begint het gevecht op nieuw? Zij zien de twee vijanden, en de oorlogswoede, de haat van het gevecht ontwaakt weder.
Elk heeft zijne partij reeds gekozen. Een Duitscher, wiens knieschijf door een kolfslag verbrijzeld is, sleept zich ondanks zijne wonde tot bij de twee strijdenden en heft reeds de vuist op om den grenadier te treffen, die schreeuwend van pijn, zijn vijand nog steeds vasthoudt. Een vierde heeft zich tot achter de strijdenden kunnen wringen en maakt zich gereed om aan die wreede worsteling deel te nemen. Een schotsche jager blijft, met het hoofd in de hand geleund, de stomme toeschouwer van dit ijzingwekkend tooneel. Zou hij nog kracht genoeg bezitten om er een einde aan te maken?
't ls Goddank niet meer noodig. Daar komen twee landlieden met een nieuwen gewonde binnen. Zij aanschouwen den strijd, maken er een einde aan en zien daarna angstig naar buiten, waar vele wagens met gekwetsten midden in den slagregen naar de schuren komen gereden.