de ruime berlines, die in de richting van Montmirail-Chalons rijden. Graaf Fersen heeft hen verlaten om een anderen weg in te slaan, waar hij Monsieur, den broeder des konings, den graaf van Artois zal treffen, die het zekere voor het onzekere kiezende, evenals zijn koninklijke broeder de vlucht heeft genomen, maar in meer noordelijke richting over Valencijn, waar hij de belgische grenzen zal trachten te bereiken en ook wezenlijk bereikt, gelukkiger dan de twee berlines, die onder een ongelukkig gesternte op reis zijn gegaan.
RUSSISCHE SOLDATEN OP POST BIJ ADRIANOPEL.
Te Montmirail heeft eene der berlines het ongeluk een as te breken en maakt een oponthoud noodig van twee uren, die bij den toestand der vluchtelingen als jaren tellen. Maar het gevoel der vrijheid, welke zij reeds bezitten, maakt hen onvoorzichtig, doet hen met den tijd rondspringen, als had hij geen waarde, en toch is het de spoed alleen die hen kan redden. Maar alles schijnt samen te spannen om de vlucht op te houden. De kapitein de Choiseul wacht uren lang met zijne huzaren te Chalons op koning Lodewijk, die niet komt. Het landvolk oogt nieuwsgierig de rijtuigen na, en begint kwaad vermoeden te krijgen, al neemt de achterdocht juist geen tastbaren vorm aan.
Ondertusschen is de dag van den 21 juni voor Parijs aangebroken en ternauwernood hebben hare burgers zich den slaap uit de oogen gewischt, of de mare verspreidt zich van straat tot straat: de koning is gevlucht. Deze verschrikkelijke tijding brengt de geheele stad op de been, en nauwelijks is een uur verloopen of Parijs gelijkt een bieënkorf; hare straten loopen leeg en overal hebben samenscholingen plaats, om het groote nieuws te bespreken. Aan de Nationale Vergadering is op het hooren van de onverwachte tijding, de schrik in het hart geslagen, maar toch slechts een oogenblik; spoedig hervat zij hare kalmte en neemt maatregelen om de orde en rust te handhaven. Zij verklaart zich permanent en beraadslaagt wat haar in dezen stand van zaken te doen staat. De koning heeft het zegel des rijks achtergelaten en een aktestuk, waarin hij de redenen verklaart van zijne vlucht en alle besluiten en wetten herroept, welker onderteekening hem is afgedwongen. Geheel Parijs staat als ter neêr geslagen en bepeinst hoe het zonder koningschap kan leven. Het was op dezen dag, dat het beeld der republiek zich het eerst aan sommige oogen vertoonde; het volk moest nog geleerd worden wat republiek was, en zelfs Robespierre hield zich onnoozel, vragende wat de republiek toch eigenlijk was.
Het was vooral in den kring van madame Roland, waar de geavanceerden der revolutionairen bijeenkwamen, dat het denkbeeld der republiek ernstig ter sprake werd gebracht, terwijl het door Gregoire, Pétion, Buzot, Vadier, Putraint en Hébrand, waar ook Robespierre zich bij aansloot, spoedig in de Kamer gebracht werd. Men kan zeggen dat de twee of drie dagen, dat Parijs zonder koning was, den eersten ernstigen stoot aan de republiek gegeven hebben. Het volk begon de beteekenis van republiek als een afwezig zijn des konings op te vatten, terwijl anderen, die het reeds voor dien tijd wisten, ziende dat de staat ook zonder een koning eenige dagen kon bestuurd worden, zonder dat zijne inrichting in elkaar viel, de republiek als eene staatkundige overtuiging gingen aankleven. Het nagelaten stuk, waarin de voortvluchtige koning zijne grieven had uiteen gezet, verwekte bij het opgeruide volk eene grenzelooze verbittering, die nog werd aangewakkerd door de straatredenaars en door bladen, zooals onder ander de Volksvriend van Marat. Er openbaarde zich een zelfde geest, als die het Bastille had doen vallen en het parijze gemeen naar Versailles gedreven had; gelukkig echter dat het voorwerp van hun haat afwezig was en dat de Tuilerieën uitgestorven waren. Anders had dit gebouw, een monument van Frankrijks geschiedenis en Frankrijks koningschap, waarschijnlijk reeds toen het lot ondergaan, wat een petroleum-regeering van later dagteekening het moest toekennen. Iedereen te Parijs moest natuurlijk vreezen, dat deze vlucht des konings met buitenlandsche plannen in verband stond, en in de verbeelding zag men reeds de legerbenden van het verbonden Europa naar de hoofdstad van Frankrijk oprukken, om aldaar met geweld de oude orde van zaken te herstellen. Met dat al bleef het een pijnlijke toestand, daar men niet wist welke maatregelen te nemen. Aan alle grensplaatsen werd onmiddellijk het bevel afgevaardigd om niemand te laten passeeren en overal op zijne hoede te zijn. Wat het buitenland betreft dat, naar de best ingelichten meenden, de hand in deze vlucht moest hebben, besloot men tot vredelievende verklaringen.
Ondertusschen zette de ongelukkige koning zijn rampzaligen tocht naar het zuidoosten des lands verder voort; hoe dichter hij het doel zijner bestemming meende te naderen, hoe vrijer hij meende te zijn. En toch was het in deze streken des lands meer dan ergens zaak om op zijn hoede te zijn, en het geheim zooveel mogelijk te bewaren. Het doortrekken en de beweging der verschillende posten, door Bouillé uitgezet om aan de vlucht des konings de behulpzame hand te bieden, had reeds wantrouwen en argwaan opgewekt; in de provincie wist men evengoed als te Parijs, dat de koning niet op zijn gemak was en naar iedere gelegenheid omzag, om zich van de Nationale Vergadering en zijn eigen volk te verlossen. Geruchten van plannen dienaangaande waren ook hier doorgedrongen, en waar men iets ongewoons zag, bracht men dit natuurlijk onmiddellijk hiermede in verband.
De vluchtelingen waren reeds te Menehould aangekomen, hier wachtte eene afdeeling van 200 dragonders, door Bouillé gezonden, de aankomst des konings; Lodewijk meende zijn incognito zoo streng niet meer te behoeven te bewaren, en beging de onvoorzichtigheid zich in het openbaar te vertoonen. Drouet, herbergier dier plaats, den koning ziende, begon zich plotseling iets te herinneren, en een assignaat voor den dag halend waarop de beeltenis des konings stond, zag hij een sprekende gelijkenis tusschen den reiziger der berline en het beeld des konings. Reeds te Chalons was de koning herkend geworden door den postmeester dier plaats, die echter als goedgezinde een oog had toegehouden. Maar dat was hier het geval niet.
Drouet heette zich patriot en de waarheid van zijn vermoeden gebleken zijnde, nam hij onmiddellijk zijn besluit. Maar reeds zetten zich de berlines weêr in beweging. De bevelvoerende officier van het eskadron, die eveneens den koning herkend had, maar met het oog op den geest van de bevolking der plaats, de voorzichtigheid meende in acht te moeten nemen, beval zijne manschappen op te zitten; dezen weigerden echter, als nog te zeer vermoeid zijnde; hiertegen viel niets in te brengen en hij moest dus geduld hebben, tot het den ruiters gelegen kwam in den zadel te stijgen; zoover was het reeds met de tucht in het fransche leger gekomen. Drouet had intusschen niet stil gezeten; al was het ook te laat om de rijtuigen nog op te houden, moest men toch zorgen dat hun vracht in de eerstkomende plaats gevisiteerd werd. Varennes was de eerste pleisterplaats, daarheen dus op weg om de bevolking te waarschuwen. Drouet en nog andere patriotten waren reeds te paard gestegen om de patriotten van Varennes het nieuws te brengen, dat het reisgezelschap der berlines de koninklijke familie was.
(Wordt vervolgd.)