De Belgische Illustratie. Jaargang 10(1877-1878)– [tijdschrift] Belgische Illustratie, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De pijpekop. Dag oudje! Smaakt het pijpje goed? ‘Wat rookt die kop mooi door... 't Is echte meerschuim naar het schijnt... Zeg op, wat vraagt ge er voor?’ Meneer, die kop is niet te koop! Ik kreeg hem eens cadeau Op 't slagveld, van mijn kapitein Die viel bij Waterloo. Dat ging er daar geducht op los - Van 's morgens twalef uur Tot 's avonds, zonder nat of droog, Toujours maar in het vuur. ‘Vertel me dat een ander keer - Toe, geef me uw pijpekop! Ik bied er een goud tientje voor... Wat draalt ge - kom, zeg top!’ 'k Ben maar een arme man, Meneer, En heb een klein pensioen, Toch, deedt ge er duizend guldens bij, Zou ik dien ruil niet doen. Ik stond - gelijk ik zei - in 't vuur, En naast mijn zij - o God! - Kreeg onze brave kapitein Vlak in zijn borst een schot. Ik ving hem in mijn armen op En droeg 't gedrang hem uit, Verbond zijn wond en zag met vreugd Zijn stroomend bloed gestuit. Toen gaf hij mij deez pijpekop En ook zijn beurs vol geld, Hij drukte mij voor 't laatst de hand En stierf - gelijk een held. De beurs geef ik het arm gezin, Wiens huis is afgebrand - Zoo dacht ik - maar de pijpekop Komt in geen vreemde hand. Sinds jaren roods bewaar ik hem Gelijk een relikwie: Zoo dikwijls ik mijn pijpje rook Is 't of ik hem nog zie. ‘Mooi, brave borst! - Hoe heette hij Die goede kapitein?’ Wij noemden hem steeds ‘beste vaêr’, Zijn naam was Van der Klein. Ziet gij in 't bosch die gevelspits... Dat slot! Daar woonde hij! - ‘Het was mijn vader, beste vriend, Dat huis behoort aan mij!’ ‘Hebt gij mijn vader bijgestaan In de ure van zijn dood... Kom, brave, ga dan met mij meê, En eet voortaan mijn brood.’ - Is 't mooglijk, Heer? - Zijt gij zijn zoon? En woont gij op zijn erf?... 'k Ga met u meê - den pijpekop Krijgt gij eens, als ik sterf. Vorige Volgende