Harem beteekent haremi nebevi dat wil zeggen: heiligdom des profeets; denzelfden naam draagt ook de heilige stad Medina.
Het is daar in dat verblijf, en ook in den nieuwen harem, dat zich de twaalf honderd vrouwen van den vroegeren sultan bevinden.
Een sultan is de eenige man in Turkije, die geen wettig huwelijk mag aangaan, terwijl de koran aan ieder ander man. vier wettige vrouwen toekent, indien hij deze ten minste kan onderhouden; de sultan heeft enkel favoriten, en wanneer het volk van zijnen meester spreekt, zegt meergenoemde schrijver, noemt het hem, ‘den zoon der slavin.’
De pracht in het serail werd, vooral door Soliman II, achterkleinzoon van Mahomet II, tot op het hoogste punt gedreven.
Paleizen, tuinen, kamers, meubelen - alles was te dien tijde uiterst prachtig; de slaapkamer des sultans werd verlicht door lampen van zuiver goud.
Ook was het Soliman, die regel stelde in de etiquette, en aan het vrouwenhuis eene geldverslindende pracht toekende.
De slavinnen waren destijds niet zelden van spaanschen, italiaanschen en franschen oorsprong, ten gevolge het kapen van schepen door barbarijsche zeeroovers in de Middellandsche en naburige zeeën.
Soliman vulde zijn paleis op met witte en zwarte gesnedenen, dwergen, stommen en wat dies meer; de laatsten werden als verworgers gebezigd; zij hadden onderling een gebarentaal, die echter buiten het serail niet verstaan werd.
Er bestond alzoo daar, in gevallen van moord of strafuitvoering, een eeuwig geheim.
De dwergen werden als narren gebezigd, en de afzichtelijkste werden zelfs het meest gezocht.
Zooals wij in een vorig nummer zegden, was Byzantium tot in 1453 eene kristene stad; in dat jaar werd zij door Mahomet II overmeesterd.
De oude muren, torens en wallen bestaan nog. Galata is de stad, waar de kooplieden hunne magazijnen en kantoren hebben; op den rug van het gebergte, tusschen de haven en den Bosphoor, ligt Pera, waar de Franken wonen.
Hier zijn de huizen hoog, helder en flink gebouwd, terwijl die der Turken veelal laag van verdieping, schraal van licht voorzien en in hout opgetrokken zijn.
Te Pera wonen de gezanten der europische Mogendheden; de engelsche en russische hotels blinken inderdaad in pracht uit.
Eene groote brug brengt deze voorsteden met Konstantinopel in verband, en zoo druk is op die brug het verkeer, dat het gouvernement den doorgang voor 800.000 piasters verpacht heeft. Echter betaalt ieder persoon slechts 5 para's, 't geen iets meer dan 2 centiemen beloopt.
De vereering van den gordel aan den sultan, de kroning bij de europische vorsten, heeft plaats in de moskee die boven het graf van den turkschen heiligen Job, of Abu Eyub, gebouwd werd.
Deze Job was een veldheer, die zich tijdens de verovering van Konstantinopel, in den jare 672, hoogst verdienstelijk maakte.
Het is in deze moskee dat aan den sultan den gordel met het zwaard wordt gegeven, wanneer hij de regeering aanvaardt.
Vóór deze plechtigheid komen de Sheikh-Ul-Islam, de vizier en andere hooge staatsdienaars te paard in het serail en geleidden den sultan naar gemelde heilige plaats.
De hoogste iman of priester herinnert den sultan dat hij verplicht is, uit alle zijne krachten, de godsdienst van den profeet te verdedigen, hetgeen door den Grooten Heer dan ook op den koran bezworen wordt.
Na die plechtigheid betreedt de sultan de marmeren zitplaats en de omgording heeft plaats.
De moskee is schilderachtig gelegen, omringd door geboomte. Hare muren zijn gansch van marmer en de relikwieën zijn er ontelbaar. Onder andere bewaart men er een stuk marmer met het voet-inprintsel van den profeet.
Abu Eyub is dus, onder alle opzichten eene hoogst merkwaardige plaats en welke met bijzonderen eerbied door de geloovigen bezocht wordt.
Voor den Europeaan heeft de omtrek nog eene andere aantrekkelijkheid, namelijk de fabriek van de fez of roode muts, die algemeen in Turkije gedragen wordt.
Het is in Abu Eyub dat het laken voor dat hoofdtooisel wordt geweven. Het bijzonder fatsoen van de fez wordt door machines verkregen en daarna de hoog roode kleur aangebracht. Die verwerij was vroeger het geheim van Tunis; doch wat geheimen blijven op slot van rekening verholen?
Een Armeniër kwam achter het recept en Konstantinopel bewerkte voortaan zelf dat echt nationale hoofddeksel.
Tegenover Eyub ligt het Slangenpaleis, zoo geheeten omdat men vroeger bijzonder veel slangen daar in den omtrek ontmoette.
Die kruipdieren zijn echter nu sedert lang verdwenen; de overlevering houdt niettemin den naam van Jillan-serail in voege.
Ook ligt in deze nabijheid de kazerne der konstabels en de fabriek waar de zilveren platen, dienstig voor het vervaardigen van munt, worden gemaakt.
Deze munt draagt het afbeeldsel des keizers niet, maar enkel zijn titel en naamcijfer.
Niet verre van de kazerne ligt het dorp Hazkol, waar de joden gevestigd zijn. Arme joden! die wonen maar goed als zij in 't graf liggen. Hun kerkhof is frisch en sierlijk; hunne huizen zijn ellendig en dompig.
Verder op ligt het ministerie van marine en de kazerne der mariniers, en achter deze rijst de Galata-toren op, van welken men gansch de stad kan overzien en waar dan ook de zeven kanonschoten gelost worden, in geval men ergens in de stad brand ziet. Ook van den Seraskar-toren worden die brandsignalen gegeven.
Brand in Konstantinopel is eene onvergetelijke ramp; immers de straten zijn er zeer eng en het bluschmaterieel is er verre van op de hoogte des tijds te zijn.
De straten zijn dikwijls zóó eng, dat men deze met eene spuit niet zou kunnen binnen rijden, en ware dit het geval, dan nog zou het meer dan eens aan het water ontbreken.
Het eenige wat er te doen staat als er brand woedt, is, een aantal huizen neer te schieten en alzoo den brand af te scheiden.
Westelijk van het douanen-kantoor ligt het grieksche kwartier, eene vuile en morsige wijk met ellendige huizen; doch met eene bevolking, die de aandacht van den bezoeker trekt.
Inderdaad, de vrouwen en meisjes zijn er dikwijls wonderschoon; zij dragen nog altijd de type der klassieke schoonheid, welke de grieksche vrouwen zoo wereldberoemd heeft doen worden.
Nog verder ligt de paradeplaats, waar des avonds de voorname Turken, Europeanen en andere natiën, ter wandeling komen en door hunne kleederdrachten de meest mogelijke variatie voor het gezicht opleveren.
In een voorgaand nummer deelden wij, volgens de beschrijving van een vlaamsch toerist, een aantal bijzonderheden over de Sophia-moskee mede.
Laat ons die bijzonderheden eenigszins volledigen.
De grondsteen van die prachtige kristene kerk werd door Konstantijn gelegd, en hij wijdde haar toe ‘aan de heilige en eeuwige wijsheid Gods’ Het gebouw werd na Konstantijn's dood afgebroken en door Justiniaan herbouwd.
Om de kosten te dekken, deed Justiniaan het zilveren beeld van Theodosius den Groote, dat 7400 pond woog, smelten.
Zes jaar lang werkten tien duizend menschen aan dien reusachtigen bouw, en toen de keizer hem voltrokken zag, riep hij uit, ‘O Salomo, ik heb u overtroffen!’
De mensch wikt, God beschikt; eene aardbeving verwoestte deels de kerk, de herstelling van de schade eischte andermaal een ruim tijdbestek.
De H.-Sophia-kerk werd, na de inneming van Konstantinopel, door de Turken overrompeld en zij zou door den moedwilligen soldaat vernield zijn, ware de sultan niet op het denkbeeld gekomen haar in eenen tempel, aan Allah en zijnen profeet toegewijd, te herscheppen.
De H. Mysteriën werden door de dienst der Halve Maan vervangen. De beelden en schilderingen verdwenen; de laatste werden overkalkt; doch wat erger is, de Turken hebben, in den loop der eeuwen, een aantal torentjes, minarets, koepels en wat dies meer, bij het gebouw gevoegd en alzoo de regelmatigheid van den tempel erg beschadigd.
De platte grond der moskee bestaat uit een vierhoek; den zuilengang meêgerekend is de kerk 269 voet lang; boven het middelpunt verheft zich de koepel.
Deze laatste is uit puimsteen, die zeer licht is, en uit baksteenen van Rhodes, die insgelijks eene geringe zwaarte hebben, gebouwd. De koepel wordt door marmeren kolommen ondersteund, zoodanig gewrocht dat zij aan lichte aardbevingen kunnen weêrstand bieden.
Het gebouw heeft zes en twintig kleine en groote vensters; 104 zuilen, van welke er acht van porfier zijn en zes van groene jaspis.
De eersten werden uit den zonnetempel van Rome, de tweeden uit den tempel van Diana, te Ephesen, aangevoerd.
De meubeling der kerk is schraal; er zijn noch stoelen, noch banken, noch preekstoel in te vinden: - men ziet er enkel schilden met opschriften, matten op den vloer, een lessenaar voor den iman en groote kussens in roode zijde, waarop de priesters gehukt zitten.
Het gebouw heeft dus reeds eene lange reeks eeuwen getrotseerd; doch het verval is op meer dan een punt zichtbaar en de scheuren in de muren zijn zeker niet zeer geruststellend.
De bazar is de wijk waar een drukke handel gedreven wordt; het is een doolhof van enge gangen, die tusschen de kramen gevormd worden.
Alleen voetgangers kunnen hier cirkuleeren, hier en daar ook wel een lastdier, doch geene voertuigen zouden door de gangen kunnen rijden.
Het is onmogelijk zich een denkbeeld van den biënzwerm te maken, welken die bazar oplevert; aan vrouwen is hier voorwaar geen gemis, en vooral niet daar waar toilette-artikels en suikergoed te koop zijn.
Deze vrouwen zijn licht gekleed en hebben den witten sluier (Yakmaks) voor het aangezicht, van welk laatste niets zichtbaar is dan het zwarte oogenpaar.
Wat er zoo al meer in den bazar verkocht wordt? Kleedingstukken, schoeisels, wapens, juweelen, gordels, reukwerken, tapijten, bontwerk en de hemel weet wat al meer.
Het binnenhuis van een Turk is gewoonlijk zeer licht, helder en ruim; ook is het niet met allerhande meubels opgepropt zoo als bij ons het geval is.
De divan is het voornaamste meubel; van schilderijen is er geen spoor te vinden, aangezien de koran verbiedt een menschelijk evenbeeld te maken.
De rustbanken worden langs de muren, die met wit mousselinen gordijnen behangen zijn, geplaatst; in het midden van de zaal staat niet zelden eene fontein.
In Pera, de stad der kristenen, zijn wel is waar sommige huizen naar de westersche manier ingericht, doch zelfs vele Europeanen, te Konstantinopel wonende, nemen, voor wat de woningen betreft, de oostersche wijze aan.
Als een Europeaan bij een aanzienlijken Turk verblijft, schikt men zijne slaapkamer eenigszins naar de europische wijze: ten minste men plaatst er stoelen, een waschtafeltje, eene pendule, een spiegel en wat dies nog meer.
Voor den nacht brengt men een aantal kussens aan, die in het midden der kamer worden gelegd, overspreid door een zijden deken.
De slaaf houdt voor de deur, met den blooten sabel in de hand en de pijp in den mond, de