De molen te Isle-Adam.
Grandsire, een fransch schilder, heeft dit stille, frissche en aantrekkelijk landschap met een wezenlijk onderscheiden talent weêrgegeven. Ja, dat is een plek om er stil te droomen, zal men zeggen. Die schaduwrijke boomen, dat helder water, die brug in het nat zich spiegelend, die booten aan den oever en die rustige visschers met de hengelroê - alles schijnt ons te zeggen, dat de rust daar nooit wordt verbroken.
En echter in het voor Frankrijk zoo noodlottige jaar 1870 werd die rust door het kanongedommel gestoord, dat helder water door het bloed ontkleurd, en de kalme bewoner greep het geweer, om zijne dierbare haardsteê tegen den aanval der Duitschers te beschermen.
In de laatste dagen van september van het rampzalige jaar 1870 verscheen aldaar eene vijandelijke kolom, die hoopte rustig en kalm de brug van Isle-Adam te zullen overtrekken; maar zij had niet gerekend op den moed der dorpelingen, welke zich moedig te weer stelden. Na de brug op den rechterarm van het eiland afgesneden te hebben, begaf zich de bende vrijwilligers op den linkeroever, en verdedigde zich daar een ganschen namiddag.
Den volgenden dag trokken de Duitschers het dorp om en beschoten van de hoogte eens heuvels den omtrek en het dorp, dat zij in brand staken en gansch verwoestten, maar zij begroeven daar ook 475 van de hunnen, gedood door de vrijschutters van Parmain en van Nesles.
Het kasteel, dat tusschen de twee armen der rivier Oise gelegen was, werd door de kogels als doorkerfd en weldra gansch afgebrand. In 1875 was het echter weêr herbouwd en reeds in het vorige jaar had men de brug hersteld.
Na die bloedige woeling van eenige dagen, heeft Isle-Adam weêr zijne stille en zalige rust hernomen; het hout heeft weêr nieuwe loten, nieuwe blaêren, nieuwe schaduw gegeven; het water is weêr helder en zuiver geworden - totdat een nieuwe en bloedige rustverstoorder zich andermaal zal voordoen.