De stoet verscheen andermaal in de straten, den 5, den 12 en den 25 Juli. Volgens aloud gebruik werd ook ditmaal die optocht saamgesteld uit kinderen, wier ouders, naar gegeven teekeningen, zelf de kleedsels bekostigden, zoodat men niet moet verwonderd zijn als wij zeggen, dat de burgerij in pracht en rijkdom met de grooten wedijvert. Vier honderd kinderen van acht tot veertien jaar, namen deel aan den optocht.
Teekeningen van wagens en costumen was men verschuldigd aan den heer Willem Geets, directeur der Akademie voor Beeldende Kunsten te Mechelen; de wagens waren, onder leiding van den heer Louckx, stadsbouwmeester, door Mechelaars uitgevoerd.
Het is voorwaar moeielijk zich een helder denkbeeld te vormen van al de sierlijkheid en frischheid, in dezen optocht vereenigd. Wat al zijde, fluweel, goud en kostbaarheden! Voegt bij al dien rijkdom eene schitterende zon, eene stad alom gevlagd en alle vensters geopend en door feestvierenden bezet, de straten opgekropt van nieuwsgierigen, het gelui der klokken, het geschal der trompetten, de vroolijke muziek, het gejoel der menigte! Ja, Mechelen beleefde feestelijke dagen.
De stoet was uit acht deelen saamgesteld. Nadat een korps muziek en een escadron artillerie te paard den stoet hadden geopend, verscheen het hof van graaf Ado, heer van Mechelen. De groep verbeeldde de inplanting van het kristendom te Mechelen. Vier bazuinblazers, acht krijgers, zes edellieden, twaalf edelvrouwen, zes valkeniers, allen te paard, reden voor den praalwagen, door vier prachtige ossen getrokken. Op den wagen vertoonde zich de Heilige Rombout, graaf Ado, zijne gemalinne, hun zoon Libertus en eene groep sierlijk gekleedde edelen en vrouwen.
Zoo voortreffelijk die wagen als karakter was, zoo voortreffelijk was ook die der leenheerschappij. Daar dagen voor ons de kruistochten op, de Mechelaars, welke, op den kreet van God wil het! ter kruisvaart naar het Heilig Land gaan. De groep is samengesteld uit twee bazuinblazers, den vaandeldrager en den spiesdrager van Walter Berthout; den heer van Mechelen, Berthout zelf, vergezeld van zijne twee zonen, een kruisdragende monnik, tien ridders en krijgsknechten, allen te paard, allen in glinsterende wapenrusting, en eindelijk vrouwe Walter Berthout, met twee dames van haar gevolg in eene draagkoets gezeten.
De pais-processie in 1302, ten tijde der stichting van de Mechelsche gemeente, vormde het derde deel. Twintig koralen te voet openden de groep; verder volgden vier diakens, vier kanunniken, de eerste relikwiekas van den H. Rumoldus dragende; twee communemeesters, tien gildedekens en gezworenen; zes burgers, tien gewapende burgers en ridders te paard; veertien maagden te paard - heerlijke, prachtige groep! - de vaandeldragers van Thibaut de Bar, bisschop van Luik; van Gillis Berthout, gezworene van Mechelen. De praalwagen dezer groep stelde voor den bisschop van Luik, welke Mechelen's privilegiën in 1305 bekrachtigt. De bisschop Thibaut de Bar, Gillis Berthout, twee communemeesters, twee schepenen, twee leden van den Breeden Raad, een deken der lakenweversgilde, vier gezworenen der ambachten en bazuinblazers waren op den wagen gezeten. De Gemeente voert den wagen. Op de hoeken zitten de zinnebeeldige figuren: het volk, het leger, de adel en de geestelijkheid.
De relikwiën van den H. Rumoldus (15e eeuw) vormen het vierde deel. Vier en twintig maagden rijden voor den wagen uit. Op den wagen verheft zich de ogivale relikwiekas, die in de 16e eeuw werd vernield. Op dien prachtigen wagen bevinden zich: Godfried, bisschop van Kamerrijk, Margaretha van Yorck, weduwe van Karel den Stoute; Maria van Bourgondië, huisvrouw van Maximiliaan van Oostenrijk; Philippus van Croy, graaf van Chimay, Lodewijk van Brugis, prins van Steenhuizen. De gestoelten worden bezet door de abten van Villers, Bodeloo, St. Bernard, St. Michiel, Averbode, Tongerloo, Grimbergen en Dilighem. De kloosterorden worden verbeeld door een dominikaan, een franciskaan en een benedictijn, eene non van Blijdenberg, eene clarisse en eene zwartzuster. Op de vier hoeken van den wagen zitten engelen, die wierookvaten vasthouden en de Kerk, door een allerliefst kind verbeeld, voert den wagen.
Het vijfde deel was voorzeker een der prachtigste van al: het stelde voor de terugkomst der letterkundige maatschappijen de Peoene en de Lisbloem van het groote rederijkersfeest, dat in 1561 te Antwerpen gevierd werd. Deze groep te paard bestond uit vier bazuinblazers, twee schildwachten, twee standdaarddragers, fijfer en tamboer, de gek, tien gildebroeders met de pioen in de hand; Rhetorika vergezeld door twee maagden; eene prachtige slede gevoerd door een lid der Peoene en daarin gezeten: de Rhetorijk, de stad Mechelen en de Gilde.
Verder eene maagd, twee pagiën, kronen dragende; acht edelvrouwen, acht ridders, een keteltrommelslager, de prins der kamer, drie dekens en factors, en eindelijk de praalwagen, waarop de letterkunde, de schilderkunst, de Peoene en vier pagiën met blazoenen.
De Lisbloem was even rijk met hare twee schildknechten, fijfer en trommelslager, twintig gildebroeders, twee jongelingen met het blazoen der kamer; vier bazuinblazers, de Rhethorijk tusschen twee pagiën, de prins der kamer, deken en factor, terwijl op den praalwagen, door den gek gevoerd, zes maagden met de in den kamp behaalde prijzen gezeten waren.
Niet minder sierlijk was het zesde deel, voorstellende de ambachten en gilden in de 17e eeuw, en hetwelk geopend werd door het muziekkorps der leerlingen van St. Heilwichs-godshuis, gedost in het voormalige kleedsel, door dat gesticht aan zijne inwonende leerlingen voorgeschreven. Karaktervol waren de dekens en telkens vier leden van de schuttersgilde, hellebardiers, schermers, colveniers, boogschutters; verder zestien leden der ambachten; acht leden de zilveren relikwiekas van den beschermheilige dragende, die in de fransche omwenteling vernietigd werd; eindelijk vier leden van het magistraat der stad.
En nu achter vier famen te paard, volgt de wagen, gevoerd door de Maagd van Mechelen, op welken Mechelen's beroemdste kinderen gezeten zijn. Daar zitten in al hunne prachtige tooisels: Margaretha van Oostenrijk, Maria Van Thielen, Heilwich Van den Nieuwenhuyzen, Cyprianus Rore, Alexander Colyns, Jan Standonck, Lucas Franchoys, Michaël Coxie, Lucas Faidherbe, Theodoor, Verhaegen, Pieter Croon, Frans Hals, Walter Coolman, Jan Snellinckx, Jan Van Thielen, Dodonstus, Matthias Hovius, Jan Bol, Frans Van Halen en Jan De Munck. Twaalf maagden te paard, verbeeldende de kunsten en wetenschappen, dienen tot voorhoede aan den wagen. Op den wagen verheft zich een kolossaal beeld, voorstellende Mechelen, dat zijne kinderen kroont.
Het laatste en achtste deel van den ommegang bestaat uit overblijfsels van oude ommegangen, zoo als het schip 's lands welvaren, het ros Beiaard met de vier Heemskinderen, twee cupido's elk op eenen kemel, wonderlijke samenkoppeling! Verder de reuzenfamilie, grootvader op zijnen praalwagen, het rad van avontuur, waar zich een aantal personen uit verschillende standen der samenleving elkander de hand geven en beurtelings, naar gelang het rad voortrijdt, op en onder, onder en boven zijn. Zoo gaat het in het wereldje: hodie mihi, cras tibi.
De vier dagen zijn duizenden en duizenden uit alle oorden van België naar Mechelen gestroomd om den praaltrein te zien, en het zal onzen lezers genoegen doen, bij deze, eene kleine herinnering van die plechtigheden te mogen bezitten.