[Nummer 1]
Aan den lezer.
Wetenschap, beeldende kunst en litteratuur zijn drielingzusters, welke wij bij de uitgave onzer Illustratie immer voor oogen hebben.
Den mensch door wetenschap en kunst veredelen; hem nader bij zijne bestemming brengen - ziedaar het doel, dat wij ons immer voorstelden en waaraan wij het weinige talent besteden, dat God ter onzer beschikking stelde.
Wordt kunst en wetenschap in onze dagen aldus begrepen?
Voorzeker, neen.
De mensch, in zijne onbeperkte verwaandheid, wil alles begrijpen, alles doorgronden - niet om den Oorsprong aller gaven des te meer hulde te brengen, maar juist om daardoor alle Godheid af te breken.
Hij denkt echter slechts te begrijpen en daarom komt hij tot de loochening; want begreep de mensch inderdaad alles, hij zou door de majesteit van het goddelijke als verpletterd worden.
Die oppervlakkige bewering van den mensch, dat hij alles bevat en begrijpt, is dus niets anders dan eene blinde loochening; hij vergeet wat de grootste spotgeest van verledene eeuw eens bekennen moest: een weinig philosophie leidt tot de loochening, maar veel philosophie leidt tot de kennis van God.
Niets gevaarlijker voor de ware wetenschap, schreven wij elders, dan halfwijzen en halftalenten.
En wat al halfwijzen en halftalenten bevat de samenleving in deze dagen!
Uitgaande van het godsdienstige princiep, bouwen wij op een vasten grondslag; noch de wetenschap, noch de kunst zijn, wat men ook trachte te beweren, hiermeê in strijd.
Alleen de wetenschap en de kunst, die de Godheid willen wegcijferen, en dus ook den mensch van het veredelend Kristendom naar het verdierlijkend heidendom terugvoeren, is valsch en te verwerpen.
Deze laatste behoort in ons vlaamsch land niet thuis, en onze taal mag het middel niet worden om dergelijke afdalende denkbeelden bij onze familiën in te voeren.
GODSDIENST