‘Dat is braaf gehandeld,’ sprak de geestelijke; ‘er moet zegen rusten op zulk een voornemen.’
‘Ik schrijf vandaag nog aan dokter Bremmer,’ hernam Verbommel. ‘Van zijn antwoord zal het afhangen of ik al dan niet naar Limburg terugkeer.’
Hiermede was het gesprek geëindigd.
De majoor bleef nog een week op het buitengoed, waar hij eens zoo gelukkig was en een onervaren meisje zoo diep ongelukkig maakte. Op het einde dier week ontving hij twee brieven: een van Frans en Lise en een van den ouden dokter. Zoodra had hij niet de laatste gelezen of hij trok aan de bel en zeide tot zijn huisknecht:
‘Maak dat alles zoo spoedig mogelijk ingepakt is, oude vriend; wij vertrekken morgen naar Limburg.’
Daarna schreef hij brieven aan den ouden dokter, aan Frans en aan Lise. Hij had zich in vele jaren niet zoo gelukkig gevoeld, 't was hem als gevoelde hij reeds den zegen, waarvan de grijze priester had gesproken.
Het was avond. Rosine kwam van een arme zieke vrouw terug, die zij lafenis naar lichaam en ziel had gebracht. Zij ging den tuin der pastorie voorbij naar het kerkhof om nog een oogenblik op het graf harer moeder te bidden.
Waarom aarzelt zij plotseling? Er staat iemand in gebogen houding over het kruis dat boven Angela's stoffelijk overblijfsel is geplant; zij hoort de zuchten van zijn diep bedroefd gemoed, zij hoort den geliefden naam noemen. Nog een oogenblik draalt zij, toen trad zij nader en sloeg de armen om den hals van den man die over het kruis gebogen was.
‘Mijn vader !’ sprak zij nauwelijks hoorbaar.
De majoor kon geen woord voortbrengen; hij drukte zwijgend zijn kind aan de borst en zijn gemoed stortte zich uit in een stroom van tranen.
Twee dagen vroeger waren Frans en Lise in het studeervertrek van den dokter getreden; zij brachten een brief van den majoor. Zoodra de oude man gezien had dat Verbommel zijn toestemming tot het huwelijk gaf, zeide hij:
‘Welnu! dan zijn er geen hinderpalen meer. Moge God u zijn zegen schenken, mijne kinderen. Doch nu heb ik u ook iets te zeggen en een brief voor te lezen.’
Hij bracht hen in de bekende kamer met bloemen. Daar, met het oog op Angela's portret gericht verhaalde hij uitvoerig de geschiedenis der jonge vrouw. De goede dokter deed dit met de meest liefdevolle, verschoonende woorden voor de arme jonge vrouw, ofschoon hij tevens zijn strenge afkeuring over de gemengde huwelijken te kennen gaf. Toen hij geëindigd had, las hij den brief van den majoor voor. Lise was geweldig geschokt en ontroerd, Frans was zeer ernstig.
Vanwaar de tournure, door dames van smaak
Met rosettes en franjes gedragen?
Men zegt; 't is de kap van een tilbury, die
Met scharnieren omlaag wordt geslagen.
‘Laat ons de zuster innig liefhebben, Lise,’ sprak hij.
‘O Rosine . . ., . mijn zuster!’ riep zij. ‘Ach, ik had er een voorgevoel van, maar ik wil haar liefhebben, ik heb haar nu reeds als een zuster lief.’
‘De goede God moge u daarvoor zegenen, Lise,’ zei Frans. ‘Zoo is het goed!’
Den volgenden dag werd besloten dat Rosine voor de wereld de dochter van dokter Bremmer zou blijven, zooals de stervende moeder had verlangd. Mevrouw van Staden, die de beraadslaging had bijgewoond stemde daarmede geheel in.
Eenigen tijd later schreef de majoor aan professor van Staden, die weder naar het klooster teruggekeerd was, dat het huwelijk van zijn dochter met Frans Bremmer nog in den loop van den Zomer zou voltrokken worden, dewijl mevrouw van Staden en de oude dokter zich hadden doen kennen als gezworen vijanden van een langdurige verkeering
Zoo gebeurde het ook. In de eerste dagen der maand September was de kerk, waarin eens Angela zoo lang en zoo vurig bad, feestelijk getooid. De jonge dokter Bremmer en zijn bruid waren omringd door liefhebbende bloedverwanten, die den zegen des hemels over het jonge paar afsmeekten.
Toen de H. Mis geëindigd was, trad de oude eerwaardige priester andermaal voor het altaar, het jonge paar knielde voor hem neder en het verbond werd gesloten dat slechts met den dood kan eindigen.
Rosine was diep bewogen, zij dacht aan hare moeder en smeekte God dat hare zuster een gelukkiger lot zou te beurt vallen.
Toen professor van Staden, die voor die plechtigheid was overgekomen, laat in den avond van dien dag met zijn moeder alleen was, vroeg hij haar toestemming om zich voor het priesterambt te mogen voorbereiden. De oude vrouw stak ontroerd de handen ten hemel en zeide met de oogen vol tranen:
‘Mijn God, gij overlaadt mij met uwe gunsten en weldaden.’
In de woning van dokter Bremmer had ook een treffend tooneel plaats. De oude man zat in de kamer waar de portretten hingen en Rosine had de arm om zijn hals geslagen.
‘Gij hebt nu nog een dochter die u liefheeft,’ sprak zij, ‘sta mij toe dat ik mij geheel aan God ga toewijden.’
De oude man bedekte het gelaat met beide handen.
‘Ik heb dit oogenblik te gemoet gezien,’ antwoordde hij, ‘het kost mij moeite van u te scheiden want gij zijt mij zoo innig dierbaar, doch God wil het en zijn heilige wil moet geschieden op de aarde als in den hemel, dat bidden wij dagelijks. Gekruisigde liefde, dat is het aangenaamste offer voor God. Welnu, ik wil dit offer brengen, mijn kind, ga waar God u roept.’
Jaren zijn voorbijgegaan. De goede dokter rust reeds lang van zijn arbeid, hij stierf den dood der rechtvaardigen. De majoor volgde hem spoedig, doch reeds lang te voren was hij tot het Catholicisme bekeerd.
Rosine draagt het kleed der zusters van liefde, die engelen door God aan de zondige wereld geschonken om de zaden van godsvrucht en naastenliefde aan te kweeken en Max van Staden, de eens zoo welsprekende professor, predikt nu de goddelijke leer der eeuwige waarheid, zooals die in het gezag der onfeilbare Kerk van Christus is neêrgelegd.