De H. Elisabeth van Thuringen en de armen.
De H. Elisabeth, een koningsdochter, landgravin van Thuringen en Hessen, die in de eerste helft der dertiende eeuw leefde, onderscheidde zich reeds vroegtijdig als eene weldoenster der armen en noodlijdenden.
Uit liefde tot de deugd van vrijwillige armoede legde de vorstin zich de ontberingen van den arme op. Zij droeg gewone kleederen, van ruwe stof vervaardigd, tenzij de vereischten van 't hof meêbrachten, dat zij in prachtgewaad verscheen, hare maaltijden waren uiterst sober en zij gebruikte slechts zulke spijzen, als men ook op de tafel van den behoeftigste zou kunnen aantreffen.
In haar jeugd besteedde de H. Elisabeth bijna alles, waarover zij beschikken kon, tot ondersteuning der hulpbehoevenden, en later, toen een vorstelijk vermogen haar ten dienste stond, waren nog steeds haar goederen ook der armen deel.
In alle bijzonderheden te treden van haar heilig leven, door een harer naneven, den beroemden schrijver de Montalembert, op meesterlijke wijze geschilderd, zou te ver voeren.
Met den diadeem gekroond, met den vorstelijken mantel omhangen, stelt nevensstaande gravure haar voor, echter niet op den troon, te midden eener luisterrijke schare van rijksgrooten, maar op 't plein van den hofburcht, terwijl zij als een eenvoudige dienstmaagd spijzen uitdeelt aan hen, die de liefdadigheid komen inroepen. De hand, die wellicht zoo even nog den schepter voerde, houdt nu den korf met brooden, die de vorstin aan de geliefdsten harer onderdanen, de armen, uitreikt.