Voorteekenen van wind.
Als voorteekenen van ophanden zijnden wind geeft de ondervinding de volgende verschijnselen aan.
Als de zon bleek opgaat en rood blijft, als haar schijf zeer groot en de hemel rood is in het Noorden, als zij verdeeld schijnt of er zich eene bijzon vertoont, noemt men dit wel het voorteeken van storm.
Als de maan uiterst groot, roodachtig gekleurd is of hare hoornen puntig en zwartachtig zijn; als zij een dubbelen cirkel heeft of deze gebroken schijnt, is het een teeken van storm.
Als de wolken zacht voortdrijven of zich eensklaps in het Zuiden of Westen vertoonen en rood zijn, even als de hemel, vooral 's morgens, heeft men wind te wachten.
Als er een plotselinge regenbui valt na een hevigen wind, is het einde van dezen nabij. Stortregens, vergezeld van windvlagen zijn eveneens zekere teekenen dat de storm gaat bedaren.
Eindelijk zijn nog teekenen van storm of wind: het vergaderen en tieren van watervogels op de oevers, vooral in den vroegen morgen; het hoog en bij troepen vliegen van wilde ganzen; onrust onder de waterhoenders enz. enz.