volgingen aan de heiligen had toegebracht. In het jaar 324 greep hij de schup en vulde ter eere van de twaalf Apostelen, twaalf manden met aarde, die hij zelf op zijne schouderen nam en ter plaatse wierp, waar de eerste steen voor de Vatikaansche Basiliek moest gelegd worden. Zoo werd dan door keizerlijke hand het graf verheerlijkt van den armen visscher van het meer van Genesareth, omdat ook op hem, die in lijden en dood zijnen goddelijken Meester getrouw had gevolgd, de voorzegging zou kunnen toegepast worden, reeds vooraf in Christus vervuld: Zijn graf zal luisterrijk zijn. Elf en eene halve eeuw bleef deze keizerlijke Basiliek bestaan; doch in 1450 werd zij bouwvallig en Nicolaas V vormde het plan tot haren herbouw; de zorg over dezen arbeid werd toevertrouwd aan Léon Baptiste Alberti en Bernardino Rosellini, maar zij kouden hunne taak niet ten uitvoer brengen. Julius II zette het ontwerp van Nicolaas V door en richtte zich ten dien einde tot Bramante. Volgens het plan van dien bouwkundige moest de St. Pieter de gedaante krijgen van een grieksch kruis, in het midden bekroond door eene kolossale koepel; op de armen van dat kruis moesten zich majestueuse gewelven verheffen en een portiek van zes zuilen moest den ingang vormen. Bramante stierf in 1514 onder het Pausschap van Leo X, die de voltrekking van dat werk vertrouwde aan Giuliano Sangallo, aan den Dominicaan Gioconde van Verona en aan Raphaël Sanzio. Deze vermeerderden het getal der koepelpilaren en veranderden den vorm der Basiliek in dien van een latijnsch kruis, welke vorm echter door Balthasar Peruzzi, den opvolger van Raphaël, ter oorzake van tijd- en geldgebrek wederom in den eersten werd veranderd. Paulus III belastte Antonio Sangallo, een neef van Giulano, met de voltooiing der werkzaamheden, maar ook deze kunstenaar stierf in 1546. Toen trad de oude Michel-Angelo Buonarotti op. Op voortdurend aanhouden van Paulus III nam hij uit liefde Gods, van de H. Maagd en den Prins der Apostelen kosteloos het bestuur der werkzaamheden op zich. In veertien dagen was zijn plan gereed volgens hetwelk de Basiliek van St. Pieter moest gebouwd worden in den vorm van een grieksch kruis en de koepel moest rusten op zware muren in plaats van op kolommen. De gevel moest bestaan uit een portiek gelijk aan dat der kerk van het Pantheon. Zeventien jaren bleef de beroemde bouwkundige hiermêe werkzaam, toen hem de dood op 89jarigen leeftijd aan zijn werk kwam ontrooven; de groote gewelven der beuken en de muur waarop de koepel rust waren gereed. Vignole en Pirro Ligorio waren zijne opvolgers en moesten volgens zijn plan het werk voortzetten. Doch Pirro Ligorio die meer voor het oorspronkelijke plan genegen was, werd door den H. Pius V afgezet. Jacques della Porta voltooide de koepel in 1590 onder de pauselijke regeering van Sixtus V met eenige wijzigingen, behoudens welke tot dusverre het plan van Michel-Angelo volkomen gevolgd was. Maar toen Paulus V Charles Maderne had aangesteld veranderde deze geheel en al het plan van Buonarotti met den vorm van een grieksch kruis wederom door dien van een latijnsch kruis te vervangen. Het is duidelijk, dat dit niet gunstig werkte doordien de aanleg niet werd gevolgd; het oog eens kenners wordt er ook eerst langzaam aan gewoon; nogtans was dit nieuwe plan niet geheel af te keuren, daar het de Basiliek beter inrichtte voor al de behoeften der katholieke godsdienstplechtigheden, waartoe zij moest gebezigd worden; doch het blijft een feit dat daardoor is verloren gegaan dat geheim van grootheid en pracht, hetwelk Michel-Angelo op het oog had. De drie beuken werden voltooid in 1612, het portiek in het jaar 1614; de kerkwijding had plaats onder Urbanus VIII op den 18 November 1626, welke dag in den romeinschen brevier door het kerkelijk Officie is vereeuwigd. Onder Alexander VII bouwde Bernin het voorportaal van den nieuwen tempel met den zuilengang; deze werd voltooid onder Clemens IX in 1667. In 1780 eindelijk belastte Pius VI Carlo Marchioni met den bouw eener sacristij, die op haar zelve reeds eene ware kerk uitmaakt en zeer vele schatten bewaart. Zij is in vier deelen verdeeld. Het eerste gedeelte bestaat in de eigenlijke sacristij, het tweede in die der kanunniken, het derde in die der beneficianten en het vierde in de woningen der kanunniken van de Basiliek. De eigenlijke sacristij is eene groote achthoekige zaal versierd met acht kolommen van grijs marmer, afkomstig van de villa van Hadrianus te Tivoli. Ter linkerzijde is de sacristij der kanunniken; de kapel bezit eene H. Familie van Fattore en eene madona van Julius Romanus. In de kapittelzaal, waar de Kardinalen vergaderen gedurende de dagen der uitvaart van de overledene Pausen en waar zij de ambassadeurs der vreemde mogendheden ontvangen, treft men drie schilderstukken aan van Giotto, voorstellende den Zaligmaker, de kruisiging van den H. Petrus en den marteldood van den H. Paulus en verschillende fresco's van Melozzo de Forli.
Van het tijdstip der stichting in 1450 tot aan de kerkwijding in 1626 verliepen 176 en met de voltooiing der sacristij onder Pius VI medegerekend 330 jaren onder 43 Pausen. Op het einde der XVIIe eeuw bedroegen de kosten reeds 46,800,498 scudi, nagenoeg fr. 250,000,000; de sacristij heeft 900,000 scudi, ongeveer fr. 5,000.000 gekost; de kosten van het jaarlijks onderhoud bedragen 30,000 scudi of bijna fr. 161,000. Dit kolossale gebouw beslaat eene lengte van 186,98 meters binnen de muren; de groote beuk is 45 meters hoog op eene breedte van 25 meters; de pilaren van deze beuk hebben eene hoogte van 24 meters met inbegrip van voetstuk en kapiteel; het grondvlak dezer pilaren is 4 meters breed; de kruisbeuk, insgelijks binnen de muren genomen, beslaat 137 meters; de koepel is tot aan het gewelf van den lantaarn 117 meters hoog; de pijlers die hem steunen, zijn 19 meters op hunne grootste breedte; eindelijk het gewelf van de groote boog is 45 meters hoog. De andere groote kerken van Europa zijn van de volgende lengten: St. Paul te Londen 158,61; de dom van Florence 149,45; die van Milaan 135,38; S. Petronio te Bologne 132,92; St. Paulus buiten de muren 127,73; O.L. Vr. Kerk te Antwerpen 117 meters.
Zoo verrees die prachtige tempel, het meesterstuk, dat al de inspanning der kundigste bouwmeesters had vereischt. Heerlijk monnument op het graf eens armen, wiens nederigheid bij God zoo hoog in waarde stond, dat zij verdiende met een zoo majestueusen luister bekroond te worden! Vorstelijk moest die tempel zijn, want hij was opgericht op het graf van den Prins der Apostelen, den stedehouder van den Koning der Koningen, voor wien zich koningen, vorsten en keizers buigen en aan wien zij op het graf der nederigheid het offer brengen van hunnen hoogmoed. Op diezelfde plaats toch waarop door de vorstelijke hand van eenen Constantijn den Groote de eerste steen voor den tempel Gods in het jaar 324 werd gelegd, zien wij in 393 eenen Theodosius, in rouwgewaad neêrgeknield, door de voorspraak van den H. Petrus de overwinning afsmeeken op zijne vijanden. In 449 is het eene gansche vorstelijke familie, die daar de nederigheid komt vereeren; een Valentinianus met zijne echtgenoote Eudoxia en zijne moeder, Galla Placidia, knielen daar neêr om God te prijzen in zijne heiligen. In 545 brengt een Belisarius als overwinnaar der Barbaren op het graf van hem, die eens overwon met het staal zijns woords, den cijns zijner dankbaarheid voor de behaalde overwinning. Maar niet slechts zij: een Attila, de schrik zijner dagen, die om zijne wreedheden te recht den naam verdiende, die hem vereeuwigt: De geesel Gods verliest op het graf van den vreedzamen visscher, die den waren vrede aan het aardrijk had verkondigd, die barbaarsche wreedheid, het kenmerk van zijn karakter en wordt handelbaar als een lam. In 689 zien wij een Cedwilla, koning der Oostelijke Saxers in het stof geknield op Petrus grafgesteent, door de wateren van het H. Doopsel aangenomen als kind dier Kerk, wier eerste zichtbaar Hoofd rust onder zijne voeten. Het is hier dat een Concred, koning der Merciërs, getroffen wordt door het licht des Hemels en het koninklijke purper tegen het kloosterhabijt verwisselt. Hier stroomt nog een menigte heên van gekroonde hoofden zoo van beschaafde als van wilde volkstammen: een Luidprand, koning der Lombardiërs; een Ina, koning van Engeland; een Carloman, koning van Frankrijk; een Richard, koning van Engeland, eene godvreezende Bertrade, echtgenoote van Pepijn en moeder van Karel den Groote; een Offa, koning der Oostelijke Saxers, die gelijktijdig zijn rijk schatplichtig maakte aan den Vorst der Apostelen, en zoovele andere roemruchtige mannen, wier schouders door het purper werden gedekt, knielden hier neêr, om Hem te prijzen, die de hoovaardigen van den troon stoot en den nederige in hunne plaats verheft. Doch niet alleen dat het offer van hulde wordt neêrgelegd op dit altaar, maar ook op deze plaats berust zelfs de hoop der gebieders, die onder den bijstand en de voorspraak van den eersten gebieder der Kerk, den zegen over scepter en kroon van God komen afsmeeken: Karel de Groote wenscht op die plaats gekroond te worden als keizer in het jaar 800, opdat hier door de handen van Leo III, een opvolger van den H. Petrus, te gelijk met de kroon bestendige zegen voor bem, zijne regeering en zijn volk nederdale. Een Lotharius volgt zijn voorbeeld en knielt neder voor Pascalis I; Alfred, koning van Engeland, ontvangt er de kroon uit de hand van Leo IV; Karel de Kale uit de hand van Joannes VIII; Karel de Dikke eveneens van Joannes VIII; Otto I wordt er gekroond door Joannes XII; de H. Henricus met de H. Cunegunde door Benedictus VIII en zoovele anderen, die op den zegen Gods onder de voorspraak van den H. Petrus het geluk hunner regeering vestigden. Te recht kan dan geene kerk der wereld in pracht en luister met deze Basiliek vergeleken worden, omdat hare stoffelijke schoonheid het zinnebeeld is der schoone deugden op die plaats beoefend, die voorbeeldig begonnen zijn in den Prins der Apostelen, wiens H. Overblijfselen daar rusten en nog voortduren in het nederige huldebetoon dat uit hare wanden tot het onzichtbaar Opperhoofd der Kerk opstijgt.
W.