Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 5(1830)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 181] [p. 181] De Begraafplaats. Wat heilige ernst vervult mijn ziel, Wanneer ik, ongestoord, Hier, bij de ontslaapnen nederkniel, Wier hulsel u te beurte viel, Ontzagverwekkend oord! Hier, met mij zelv' en God alléén, Der werelddrukte ontvloôn, - Hier word ik, beurtlings, groot en kleen, Tuur ik naar beter kusten heen, Schouw ik op 't rijk der doôn. [pagina 182] [p. 182] Hier voel ik, wat het aanzijn duidt, - Waar graf aan graf geschaard, De voet op lijkgesteente stuit, Zich 't hart voor hooger doel ontsluit - En 't oog ten Hemel staart. Hier stemt, wat rang of stand ook zij, Zich 't al tot één accoord - Waar schaamlen, met hun grove pij, Waar rijken, met hun prachtkleedij, Één zelfde huis behoort. 't Zegt weinig, of een praalgesteent', Van uit de groeve rijst, Dan of zich de effen grond vereent, Die aan geen pelgrim 't kil gebeent' Van d'afgestorven' wijst. Maar veel, ja, 't zegt oneindig veel, Wie, op deez' akker, 't kaf Ter prooi liet aan het windgespeel - En zijnen Schepper 't eelste deel, Gelouterd, weder gaf. [pagina 183] [p. 183] ô God! zoo eindloos groot als goed! Ik bid om rang noch staat; Ik smaak uw gunst in overvloed: Doch - schenk die loutring mijn gemoed Eer eens mijn sterfuur slaat. P.J. DE BOSSON. dordrecht. Vorige Volgende