Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 4
(1829)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij
[pagina XV]
| |
Jacob van Maerlant,Anders ook genoemd Meellant, Merlant of Mierlant, vermoedelijk, volgens van Wyn (Hist. Avondst. bladz. 290), naar Maerlant, Merlant of Mierlant, in de nabijheid van den Briel gelegen, alwaar hij gewoond heeft, werd in 1235 in Vlaanderen, doch onzeker waar, geboren, en overleed in 1300 te Damme in West-Vlaanderen, alwaar hij Schrijver of Griffier was. Een Latijnsch grafschrift versiert zijne begraafplaats in de parochie-kerk aldaar, terwijl op het Stadhuis te Damme een gedenkteeken voor hem werd | |
[pagina XVI]
| |
opgerigt, dat den 30sten Mei 1725 nog in wezen was; vanwaar wij ook gelegenheid hebben gekregen, om zijne Afbeelding voor ons Jaarboekje over te nemen, zoo als dezelve voorkomt in J. le Long, Boekz. der Nederd. Bybels, bladz. 158. Zeker oud handschrift, in 1732 nog aanwezig, zegt: ‘Jacob van Merlant, die vader Es der Dietscher dichteren algader - Waaruit blijkt, dat hij reeds in groote achting bij zijne tijdgenooten heeft gestaan, als een geleerde, ‘wiens handen beyde even dapper in 't schryven waren’, zegt le Long (ter aangehaalde plaatse). Dat Maerlant schrijven kon, is des te meer wonder, dewijl hij niet tot den Geestelijken stand behoorde. Zijne rijmwerken, waarvan veel handschriften tot ons gekomen zijn, loopen over godsdienstige, geschied-, natuur- en zedekundige onderwerpen. Zijn voor- | |
[pagina XVII]
| |
naamste voortbrengsel is de Spiegel Historiael, eene berijmde vertaling van het Latijnsche Speculum Historiale, van zekeren Vincentius Bellovicensis, een Dominikaner Monnik, te Beauvais in Frankrijk. Hetzelve bevat eene algemeene geschiedenis van de schepping der wereld tot op het jaar 1244. Maerlant vertaalde het op last van Floris V, Graaf van Holland, daarmede aanvangende in 1283, en droeg hetzelve, waarschijnlijk voltooid, aan voornoemden Floris op in 1296, in welk jaar deze vermoord werd. Dit werk echter, hoe belangrijk door zijne oudheid en als de oudste bron onzer taalkennis aan te merken, levert, als vertaling eener Latijnsche compilatie, geene aangename lectuur op, en bezit, als voortbrengsel van Kunst, geene, voor de Geschiedenis weinig waarde. Maerlant vertaalde verder het Liber rerum. van zekeren Keulschen Geestelijke, Albrecht, naderhand | |
[pagina XVIII]
| |
Bisschop van Straatsburg. Hij noemde hetzelve Der Natueren Bloeme, of Bestiaris, in 13 boeken, over allerlei voorwerpen uit de drie Rijken der Natuur handelende. Nog zijn er andere handschriften hier en daar voorhanden, als: Leven van den H. Franciscus, uit het Latijn van Bonaventura; Heymelycheit der Heymelycheit of Spreuken van Aristoteles, mede uit het Latijn; De Trojaensche Oorlog (dit handschrift is verloren). Kleinere Dichtwerken van Maerlant zijn: Het Miracle van Onzer Vrouwe; Zamenspraek tusschen Jacob en Martyn; De verkeerde Martyn; Het Boexken van den Houte, of de drie Gaerden; Disputatie van Onzer Vrouwe en van den H. Cruce; Van den V. Bloeme; Van Ons Heeren Wonden; Van den Seuen Ghetiden; Die Clausule van der Bible; Van der Drieuoudicheide; Van den Lande van ouer zee; Sinte Anselmus, dat is Onzer Vrouwe | |
[pagina XIX]
| |
claghe; Van den Clusenare en Van Ons Heeren Kynscheide (Kindschheid). Maerlant was een tijdgenoot van den Italiaanschen Dichter Dante, doch met dezen in geenen deele te vergelijken; evenwel verdient Maerlant in alle opzigten te worden aangemerkt en bewonderd als eene flonkerster te midden van den stikdonkeren nacht, die over alle wetenschappen in zijn tijdvak was uitgespreidGa naar voetnoot(1). |
|