Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 210] [p. 210] Lied, Gezongen door de kweekelingen van 's Rijks lagere school der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen, te Brugge, bij de openbare belooning van menschenvrienden. Wel hem, die, door 's Hemels zegen, Rijk bedeeld met wereldsch goed, Door zijn weldoen, allerwegen, De armen troost en laaft en voedt. Hij ook smaakt het zoetst genoegen, Die het schamel stukje brood, 't Loon van zijn gestadig zwoegen, Meêdeelt in den bangen nood. [pagina 211] [p. 211] Is weldadigheid te noemen Telg des Hemels op deze aard', Als ze in stilte spreidt haar bloemen, En voor 't lijden balsem gaart; Hooger voelt ze zich verheven, Als ze naast menschlievendheid, Zich van dankbren ziet omgeven, Dan geniet ze zaligheid. Zaligheid kan hij niet smaken, Die slechts voor zich-zelven leeft, En, zich badend in vermaken, Nooit der arme weêuw iets geeft, Die vol tranen op de wangen, Aan haar uitgedroogde borst, 't Schreijend, hongrig wicht ziet hangen, Dat slechts bloed zuigt voor den dorst.... Wee hem! die bij zulke smarte 't Menschelijk gevoel verzaakt; Wroeging tref diens ijzren harte - Als zijn uur van sterven naakt.... [pagina 212] [p. 212] Neêrland, neen! gij hebt geen telgen, Zóó verbasterd, zóó verhard; Nog blijft menschenmin bij Belgen 't Schoonste sieraad van hun hart. Neêrland zien we u offers brengen, Offers der Weldadigheid, Dankbaar stille tranen plengen, U gewijd, Menschlievendheid! brugge. P. VAN GENABETH. Vorige Volgende