Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 160] [p. 160] Gedachten. (Naar Horatius.) Est Ulubris, animus si te non deficit aequus. Hoe meer ons 't lot verhoogt, hoe zwaarder't valt te dalen. 't Is gruwzaam voor een' dwaas in onspoed rond te dwalen, En de onomkoopbre dood ziet nooit zijn magt gestuit, Daar hij en Vorst en slaaf in de eigen groeve sluit. Niets stremt den golfslag ooit van 's Noodlots woeste baren, De wereld is een zee zoo vruchtbaar in gevaren; Doch waar is 't onderscheid, wanneer men rust in 't graf, Of ons een Rijks-Monarch of beedlaar 't aanzijn gaf? [pagina 161] [p. 161] Dáár zal geen ijdle praal van kroon of schepter blinken, Dáár zal klaroengeschal nog paukrumoer rinkinken. O Mensch! erken uw waarde en breng aan Hem den lof, Die u het aanzijn gaf, en weêr verkeert tot stof. Het leven is een klip, de dood een veilge haven, Hij is herbergzaam jegens Koningen en slaven; Doch hij, die hier op aard' de deugd mint, zonder schijn, Zal, ook nog na zijn' dood, elks achling waardig zijn. GENT. W. VAN VASTRIK. Vorige Volgende