Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 3(1828)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] De Eik en de Wind. Fabel. Naar het Fransch. Een eik sprak tot den noordewind: ‘Het is of gij behagen vindt Om mij geheel en al van bladeren te ontbloten: Mijn takken vindt men wijd en zijd Door 't dal verspreid; Of hebt gij in uw' toorn mijn' ondergang besloten? Terwijl gij met het rietje speelt.’ ‘Ik zwoer (hernam de wind) den ondergang der lieden, Die, eveneens als gij, mij weêrstand durven bieden, Maar 't grasje, dat zich buigt, wordtsteeds door mij gestreeld. [pagina 146] [p. 146] Wilt gij dus mijnen toorn ontvlugten, Buig u dan voor mij neêr, en gij hebt niets te duchten; Maar anders, o vermeetle kwant, Plof 'k u ter neder in het zand!’ ‘Gij kunt (sprak de eik) mij wel verneêren, Maar nimmer zal de naam van vleijer mij onteeren; Ik kan slechts vallen, maar, als 't riet Mij nederbuigen, kan ik niet. Antwerpen. A.J. VAN DER AA. Vorige Volgende