Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 242] [p. 242] Vrijheid. Wat baat uw klagt, o Mensch, wanneer ge in 't stof gezonken, De logge keten kust, waarin gij ligt geklonken? Wat baat u zucht bij zucht in bange slavernij? Herken uw eigen magt - verbreek uw' band - wees Vrij! - Van waar die ed'le trek, der menschheid ingedreven, Die trek naar 't hoogste doel van 't bovenzinn'lijk leven? Is het de Godheid zelf, die in mijn' boezem spreekt, En daar 't ondoofbaar vuur met nieuwe vlammen kweekt; Of is 't een hersenschim, die 't onbeperkt verlangen Uit onrust teelt, en 't hart, in d'engen strik gevangen, Een schijnbaar hooger doel in hemelsch licht voorspelt, Terwijl de kluister steeds al naauw- en naauwer knelt? [pagina 243] [p. 243] O neen! geen hersenschim bemeestert ons de zinnen, Wanneer we een ideaal, zoo godd'lijk schoon, beminnen, Wanneer het oog der ziel, van nev'len opgeklaard, In Vrijheids helder licht op 't edel doelwit staart. Doch wee den onverlaat, die eens de Vrijheid kende, Vertrouwende op zijn kracht, langs't effen voetspoor rende, En deugd noch pligt ontzag, door't schitt'rend licht verblind, Gewis dat hij in 't eind' zijn keetnen wedervindt. Maar wel den ed'len man, die vrij en deugdzaam tevens, Zich zelv' ten leidsman wordt, op 't hobb'lig pad des levens, Die 't loon der zinn'lijkheid als kinderspel betracht, De ondankbaarheid beklaagt, en om haar dwaasheid lacht. Wel hem, die in zijn'pligt het schoon der deugd kan eeren, Die ied'ren fellen schok van 't noodlot kan braveren, En achting voor zich zelv' in 't kloppend harte voedt, Hij is zijn' heilstaat waard' en smaakt het hoogste goed. Gent. WILLEM RUIJS. Vorige Volgende