Belgische Muzen-Almanak. Jaargang 2(1827)– [tijdschrift] Belgische Muzen-Almanak– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] Meilied. Lieve Meimaand, die de velden Tooit met groen en bloemgewaad! Wie, wie zal uw schoonheid melden, Waar gij dus te prijken staat? Weiden, bosschen, beemden, dreven, Hof en akker - alles moet Op uw blijde komst herleven, Mild door zon en dauw gevoed. 'k Zie bij 't blozend uchtendkrieken, Hoe de leeuwrik opwaarts rijst, Hangend op zijn teed're wieken, Wijl zijn zang den Schepper prijst. [pagina 65] [p. 65] 't Nachtegaaltje hoor ik kwelen, Waar 't zijn lief'lijk zoet, zoet, zoet, Van de takjes der abeelen Mij in de ooren klinken doet. Hoe verrukken mij de stralen Van de Meizon, die door 't groen Van het wieg'lend loover dalen, En het veld ontluiken doen. Heffe ik dus mijn oog naar boven, Waar mij de eeuw'ge lente beidt! Blijve ik de Almagt immer loven In het lied der Dankbaarheid! A.J. STIPS. Antwerpen. Vorige Volgende