Bruilofts eer-gaef, aen D. Nicolaus Beets, Predicant tot Knollendam en Marcken. en Anna van Wassen(1659)–Anoniem Bruilofts eer-gaef, aen D. Nicolaus Beets [...] en Anna van Wassen– AuteursrechtvrijT'samen in den h. echten-staet vergadert binnen Amsterdam, den 24. van somer-maendt, 1659. Vorige Volgende [Folio A3r] [fol. A3r] Aen de Selve. DAt 's lustig over 't sorg'lijk vrijen heen Gestapt, dat 's braav gebeen In min'lijkheidt, min-hete Bruidegom, Nu 't Bruitje segt ik kom. Wat maalt het snedig hooft, en wat de sin? 't Is wijsheydt met de min, En schaemt' en schoonheydt, met een vuurig hert, Dat sich in een verwert. Hoe Bruydegom kan een aanminnig'oog, 't Eynd' sijn van uw gepoog'? Sijn 't lippies is 't een soet-bedauwde mondt, Die u hebben gewondt? Schoon sijnse; maar het sedig gelaat Die all' te boven gaat. Daar is uw' min. en dat queekt op een lust, Die nimmer liefde blust. Vrouw Bruidtje, die geen Wulpse, wufte brandt Gewortelt, houdt aan d'handt, Die loffelijk vertrad', all' 'tgeen schijnt hoog Alleen aan 't vleeschlijk oog'. Is 't taal-kund', of is 't sijn door-pekelt hooft, Dat u wat groots belooft? [Folio A3v] [fol. A3v] Sijn wetenschap, en sijn raadt-rijke taal, ('k Meen der geleerden praal) Wat sijn die? yet; doch de oprechtigheidt, Die in sijn boesem leidt, Is 't meest, die trock. toen wierd' het sijne 't mijn En 't mijne wierd' het sijn. Vorige Volgende