| |
| |
| |
| |
Zang, van een jonge Bataafsche burgeres, bij de herstelling der Nederlandsche vrijheid.
Wijs: Avec les jeux dans le Village.
Juich Landgenooten, bij 't herleven,
Der Vrijheid, zeven jaar verdrukt,
Door zuivre dankbaarheid gedreven,
Zing ik u voor verblijd, verrukt.
Geen slaafsche dwang zal ons verstooren,
Neen, juich! de Vrijheid is gevest,
Dit heil, die vreugd werdt ons beschooren
Door 't vrije Fransch Gemenebest. bis.
| |
| |
O Vrijheid! roem van Bato's Zoonen,
O Schoone, die ops hart bezielt,
De Heerschzugt dorst u lastren, hoonen,
Daar z' u van ons verwijderd hieldt!
Thans keert ge op 't glorierijkste weder,
De dwinglandij verwagte u niet,
Gij koomt ... daar valt haar trots ter neder,
Ze erkent u daar zij siddrend vliedt, (bis)
Dat dankbaarheid ons hart doe gloeijen,
Voor 't Volk, dat ons de Vrijheid schonk,
Dat ons verloste van de boeijen,
Waar aan de tijrannij ons klonk.
Laat, Iaat ons boven alles tonen,
Dat wij de Vrijheid waardig zijn,
Zo blijft zij in ons midden wonen,
Daar alle zugt tot wraak verdwijn! (bis)
O! leeren we aan hun, die ons haten,
Die door een domme drift bezield,
Ons goed en have deen verlaten,
Daar niets hun fnood gedrag weerhield,
Dat, hoe ze ons immer ook misdeden,
Ons hart van wraakzugt is bevrijd,
En niet meer denkend aan 't voorleden,
Ook hunnen voorspoed ons verblijd, (bis)
| |
| |
Vergeven wij hun edelmoedig,
En bieden wij hun gul de hand,
Zoo worden ze overtuigd, en spoedig
Herleve de Eendragt in ons Land,
Met haar zal onze welvaart groeijen,
Gelijkheid, Broederschap en vreugd,
Ons dierbaar Vaderland doen bloeijen;
't Voor altoos wijden aan de deugd. (bis)
En gij, o Burgren, die gedreven,
Door zugt voor 't lieve Vaderland,
Het Volksbestuur aan u gegeven,
Aanvaard hebt, God bekroone uw stand!
Uw trouw, uw voorzorg, zal beletten
Dat Vrijheid, elken Burger waard,
Door strenge tugt en wijze wetten,
Nooit in losbandigheid ontaart. (bis)
|
|