voeders, die we ook allen in zekere mate zijn, we doen meestal of we van de duivel geen kwaad weten. Onze scholen van laag tot hoog, die er zich laten op voorstaan, voor te bereiden tot het leven, bereiden in werkelijkheid slechts op de genoemde vier uren per dag voor. Wat de volwassen geworden kinderen met de andere twaalf uren zullen doen, daarvoor wassen ze zich als Pilatus de handen in onschuld. En nochtans, het is juist in die twaalf uren, dat de mens het door de arbeid verbroken evenwicht kan herstellen, dat de mens zich weer kan vermenselijken. Reeds is de vrije tijd een ontzaglijk probleem geworden en daartegenover onze scholen karikaturen. In het algemeen zijn ze zo ver ten achter geraakt bij de evolutie van de maatschappij, dat ze er diametraal tegenin werken.
Het komt er alleen op aan, de mens een scheppende levenshouding bij te brengen, of juister gezegd: zijn aangeboren creatieve krachten te ontwikkelen, waar de hele wereld er om zo te zeggen op aanstuurt, ze te onderdrukken, ze te vernietigen. De scheppende levenshouding is niet enkel die van de kunste naar, maar van elk mens, die uit eigen kracht iets toevoegt aan zijn eigen leven, zijn eigen menselijkheid.
Ik ben er me wel van bewust dat ik hier, het probleem niet eens in al zijn belang en al zijn acuutheid kan stellen, - laat staan er een oplossing voor aangeven. Wel is hier plaats voor een paar suggesties. Al het overige worde toevertrouwd aan uw bezinning.
Er is in de mens veel, dat hem tot de schoonheid, ook tot de geschapen schoonheid, de kunst, in ons geval tot de poëzie kan voeren: zijn ontsnappingsdrang, zijn drang naar zelfbevrijding, zijn zelfontwikkelingsinstinct in het algemeen. Poëzie heeft voor de lezer slechts waarde in de mate dat ze hem verrijkt, dat ze iets wijzigt in, iets toevoegt aan zijn leven. Het komt er dus op aan, dat onze poëzie onze menselijkheid niet alleen uitdrukt maar ook, misschien vooral, meedeelt, dat ze communie is. De zozeer gesmade ivoren toren verlaten betekent niet, dat de dichter sociale, nationale of welke andere bedoelingspoëzie ook gaat schrijven, - het betekent wél, dat hij door het wezen van de poëzie gemeenschap maakt, gemeenschap in het creatieve, dat in zijn lezers, voor zoveel ze zelf geen dichters zijn, toch evengoed leeft en dat we op die wijze zullen helpen redden.
De experimenten van de zogenaamse hermetische poëzie onder haar vele vormen, beschouw ik als steriel voor de mens in het algemeen. Poëzie moet bevruchten, wil ze haar menselijke taak vervullen, - en als we haar die taak ontzeggen, ontzeggen we haar meteen elke menselijke waarde.
Ze kan ertoe bijdragen en we moeten haar doén ertoe bijdragen, de mens in de mens te redden, d.i. hem tot een beter bewoner van de aarde te maken en aldus de aarde beter bewoonbaar voor allen, ook voor hen die nog moeten geboren worden. Slechts op die wijze kan de poëzie haar eigen taak vervullen in de evolutie van de homo sapiens naar de gelukzalige mens.
Jan Vercammen.
(Mededeling uitgesproken in het Nederlands op de ‘Biennales voor de Poëzie, 1959’ te Knokke.)