| |
| |
| |
Het Nederlands in Belgisch - Kongo
Bijdrage in ‘De Spectator’ van 11 en 18 Februari 1949 overgenomen in ‘Band’ 1949, Nr 5
I - Het taalprobleem in Belgisch Afrika
In plaats over steriele extremistische ‘oplossingen’ te twisten, zouden de Vlamingen beter aan hun parlementaire vertegenwoordigers vragen de spoedige verwezenlijking door te voeren van een nationale en evenwichtige oplossing voor het talenvraagstuk in Kongo en Ruanda-Urundi. Hierbij zou dezelfde krachtige en geestdriftige eensgezindheid aan de dag moeten gelegd worden, die de strijd om de vernederlandsing van Gent heeft gekenmerkt.
Het alternatief is duidelijk. Ofwel moet Kongo verdeeld worden in een Vlaamse en Waalse Kolonie en Ruanda-Urundi in een Vlaams en een Waals voogdijgebied, ofwel moet het talenprobleem in Belgisch Afrika opgelost worden in de geest ener algemene tweetaligheid.
De verdeling werd destijds voorgesteld door Herman Vos, in diens separatistisch ‘federaal’ statuut. Wie gelooft in de wezenlijke eenheid der Zuidelijke Nederlanden en de solidaire taak van de gehele Belgische gemeenschap in Afrika, kan het vroegere separatisme van Vos niet als een nationale oplossing onder ogen nemen. We geven het alleen maar ter meditatie aan zekere Waalse congresjes.
Het behoeft geen betoog dat ons koloniaal bewind sedert zijn oorsprong en tot op heden op de meest volkomen wijze in gebreke is gebleven én tegenover de rechten der Vlamingen in de kolonie en het voogdijgebied, én tegenover de Nederlandse cultuur, waarvan België dan toch ook in Afrika de fiere drager en uitzaaier had moeten zijn.
Mag het geen boerenbedrog genoemd worden, in de wet te schrijven dat de Belgen in Kongo op taalgebied gelijkaardige waarborgen krijgen, als in het moederland, en dat de uitvoeringsdecreten die deze rechten moesten waarborgen uiterlijk in Oktober 1913 moesten uitgevaardigd worden, als 40 jaar later de ministers van Koloniën nog steeds de gelegenheid niet hebben gevonden deze wettelijke voorschriften ten uitvoer te leggen?
Is het geen boerenbedrog in dezelfde wet van 18 Oktober 1908 te bepalen dat het taalgebruik in Kongo vrij is, en deze taalvrijheid inzake bestuur en gerecht bij decreet moet worden geregeld en gewaarborgd, als 40 jaar later het bestuur en het gerecht nog steeds eentalig Frans zijn en de geproclameerde taalvrijheid en taalrechten steeds nog worden miskend?
En is het geen boerenbedrog, wanneer de Minister van Koloniën - pas enkele maanden geleden aan de handtekening van de Regent een decreet onderwerpt, waarin gezegd wordt dat, om staatstoelage te krijgen voor hun scholen in Kongo, de Protestantse missionarissen (bijna alle Angelsaksers of Zweden) Frans ‘of Nederlands’ moeten kennen..., zolang het vaststaat dat Frans de enige officiële voertaal is in het middelbaar onderwijs van de hogere graad en de enige bestuurstaal, voor de betrekkingen tussen de gesubsidieerde missieschool en de schoolinspectie en de administratieve overheid?
| |
| |
Het zou al even ongerijmd zijn door nieuwe platonische wetteksten de oude op te frissen, indien deze wetten of decreten geen deel uitmaken van een geheel dat niet alleen het bestuursapparaat en het gerecht, voor de blanken, op taalgebied aanpast, maar daarenboven ook een aangepast taalregiem invoert voor de inlandse elite.
De gegevens van het taalprobleem in Belgisch Afrika zijn geheel anders dan in het moederland. De blanke bevolking vertoont een absolute en onontwarbare vermenging van Vlamingen en Walen - waarbij wij niet blijven staan bij de vreemdelingen die nochtans bijna een derde niet-inlandse bevolking uitmaken en krachtens internationale overeenkomsten een speciaal statuut genieten.
Haastige Kongotoeristen die Leopoldstad en Elisabethstad hebben bezocht - deze ‘grootsteden’ met 8.000 en 6.000 blanke inwoners - vergelijken deze maatschappij met de Brusselse. Deze vergelijking mag echter niet tot de conclusie leiden dat men in de overheids- en openbare diensten in Afrika ons individueel-ééntalig taalrollensysteem zou kunnen invoeren. Het tweetalig systeem met ééntalige ambtenaren en twee taalrollen, is in de centrale Brusselse diensten en departementen de projectie van onze twee eentalige landsgedeelten. Daartegen is het gemengde karakter der blanke bevolking in Kongo en Ruanda-Urundi de volstrekt algemene regel. Men vindt het evenzeer terug in de ontelbare afgezonderde brousseposten met minder dan 100 inwoners, als in de 33 centra met 100 tot 1.000 blanken en in de 5 ‘grote steden’ met meer dan 1.000.
Het is normaal aan deze tweetalige en tot in de kleinste en meest afgezonderde eenheden gemengde maatschappij, een tweetalig statuut toe te kennen, berustend op de persoonlijke tweetaligheid van al de ambtenaren en agenten der openbare diensten!
Het talenvraagstuk voor de koloniale blanke maatschappij kan echter ook niet losgemaakt worden van de inboorlingenpolitiek.
Men kan natuurlijk de primitieve gemeenschappen in hun eigen taal besturen en leren zichzelve te besturen. Men kan ze in die zelfde talen bekeren en leren lezen en schrijven.
Gezaghebbende opvoeders en talenkenners zeggen echter dat de gewestelijke spreektalen - meer dan een dozijn - die aangewend worden als voertaal in het lager onderwijs, nog niet voldoende beschaafd zijn om eveneens als voertaal te worden gebruikt in het middelbaar en hoger onderwijs, terwijl men tevens in al die talen nog niet over het nodige didactisch- en boekenmateriaal beschikt. Tenslotte doen deze deskundigen opmerken dat men evenmin beschikt over de nodige leerkrachten die in ieder dezer talen in staat zouden zijn een meer gevorderd onderwijs te geven.
Zoals onze vaderen, toen het Latijn de voertaal was van het hoger onderwijs in onze gewesten, onze eigen taal hebben moeten beschaven tot een wetenschappelijk instrument, zo zullen later de inboorlingen hetzelfde moeten doen. Die tijd is echter nog niet rijp. De meer ontwikkelde inboorlingen beleven nu het stadium waarin ze zich liever met huid en haar (zelfs in de letterlijke betekenis dezer woorden) de Europese talen, manieren, zeden, standing eigen maken. Later zullen ze in eigen verleden, taal en zeden oorspronkelijke kracht- en cultuurbronnen zoeken.
De Franse voertaal in het middelbaar onderwijs van de hogere graad en de eerste elementen van hoger onderwijs, klopt ook prachtig met de belangen der overheid en der particuliere instellingen, die goedkope franstalige kantoorbedienden vragen.
| |
| |
De taak der overheid in een koloniale maatschappij reikt echter verder dan het vormen van inlandse dactylografen en boekhouders. België is tegenover zichzelve verplicht de Westerse beschaving bij de elite van Kongo en Ruanda-Urundi in te planten doorheen haar eigen Belgische organen. Nederlands is een even Belgische taal als Frans en dient hier dus op gelijke voet te worden aangewend, evenals Nederland gedaan heeft in de Oost, en Portugal, Spanje, Frankrijk en Engeland in hun gebieden, een tweetalige Unie van Zuid-Afrika in haar naturellenreserves. Sedert 40 jaar schiet België te kort aan deze zending tegenover de Nederlandse taal en cultuur, in Afrika. Terwijl in onze boekhandels de eerste vruchten te koop worden geboden van Franssprekende Bantoe-auteurs, zijn er amper een honderdtal inlanders - priesters - die Nederlands kennen. Het is heel mooi dat het onze missionarissen zijn - voor 70 t.h. Vlamingen - die de Franse cultuur in Belgisch Afrika uitdragen, maar we vinden toch dat het tijd wordt dat de Vlamingen in België er ook voor zorgen dat ook het Nederlands zijn plaats krijgt bij onze Afrikaanse elite, zodat, in de toekomst, naast de Fransschrijvende Roger Bolamba's en Paul Lomami Tshibamba's ook de Nederlandse letteren door een paar Bantoeschrijvers en dichters zouden verrijkt worden. Zoals zij verrijkt worden door de Maleise Noto Soeroto's, uit Java, Sumatra en de andere eilanden van de Oost.
De Vlamingen die in het parlement de benoeming eisen van een paar ambtenaren op de Nederlandse taalrol, schijnen uit het oog te verliezen dat wij sedert 40 jaren in Kongo en sedert 25 in Ruanda-Urundi cultureel abdiceren en dat dit nog erger is dan de verfransing der Vlaamse kolonialen. Zij verliezen uit het oog dat de basis van een behoorlijk taalstelsel voor het Brusselse departement van Koloniën, in Afrika ligt, en niet omgekeerd.
In zekere zeer zelfgenoegzame, soms zeer officiële en steeds geheel ééntalige en Nederlandsonkundige middens wordt deze gedachte met goedkope ironie terzijde geschoven: wij zijn immers in Afrika voor het welzijn der inboorlingen; moeten we die nu nog met onze taalstrijdmiseries gaan lastig vallen? Frans is toch de aangewezen wereldtaal?
Wij geloven niet dat iemand die Kongo en Ruanda-Urundi kent, zou durven beweren dat het aanleren van de Nederlandse taal door de studerende inlandse elite de zwaarste karwei zou zijn die door onze kolonisatie op de schouders (of hoofden?) der bevolking wordt gelegd...
Wat betreft het argument der wereldtaal, hier blijven we liever niet bij stilstaan. Heeft het Nederlands in Indonesië, of het Spaans en Portugees in andere koloniën de ontvoogding der primitieve volkeren in de weg gestaan? Zou de Indonesische elite beschaafder of gelukkiger zijn moest zij de Westerse beschaving doorheen de Franse, liever dan de Nederlandse taal en levensstijl hebben leren kennen? Degenen die deze argumenten durven in het midden brengen leven in een zo eentalig afgesloten sfeer, dat ze nog niet eens beseffen waar in deze tijd de schitterende Franse taal terecht is gekomen in de belangrijkheidsorde der wereldtalen.
De primauteit van het belang der inboorlingen moet inderdaad de eerste wet der koloniale politiek zijn. Maar zij mag geen leuze zijn voor zekere Belgische middens en bewindsdelen om de Nederlandse cultuurtaal van ons land in Afrika te ontduiken!
Zodra de bestuursorganen en het openbaar leven der blanken in Kongo en Ruanda-Urundi tweetalig worden, moet ook het middelbaar onderwijs voor inboorlingen hervormd en aangepast worden en meteen kan het Nederlands als cultuurdrager bij de inlandse elite zijn plaats innemen.
Het is normaal dat onze koloniale overheid binnen afzienbare tijd inlandse bestuursambtenaren en in het koloniale leger inlandse adjudanten zal vormen en aanwerven.
| |
| |
Zodra de regering de nodige maatregelen zal genomen hebben om te voorzien dat alleen volstrekt tweetalige bestuursambtenaren, rechters, officieren en andere Belgen in overheidsdienst voor de Kolonie mogen aangeworven worden, moet er voor gezorgd dat die elementen der inlandse elite, die in de hogere kaders worden opgenomen, eveneens tweetalig wezen.
Hier ligt een belangrijke taak weggelegd voor de Leuvense universitaire stichting in Kongo, die op dit ogenblik te Kisantu de elementen der eerste negeruniversiteit in Midden-Afrika ontwikkelt. De voertaal der scholen voor bestuursambtenaren, geneeskundige en landbouwassistenten is Frans. Nederlands wordt er niet aangeleerd. De leerkrachten, nochtans, zijn alle Vlamingen.
Dit alles is geen utopie, op voorwaarde dat het parlement de nodige wettelijke maatregelen treft en dat het openbaar leven in Kongo werkelijk tweetalig wordt. De inlandse priesters leveren hiervan het sprekendste bewijs. In de missieorden die, zoals Scheut, voor 85 tot 90 t.h. uit Vlamingen bestaan en waar het Nederlands de overwegende omgangstaal is, spreken, schrijven en prediken inlandse priesters keurig Nederlands. Bij het opnemen van inlandse priesters in hun midden, stonden de Paters van Scheut voor de keuze, ofwel hun eigen midden kunstmatig te verfransen, ofwel tweetalige inlandse priesters te vormen. Het is niet de geringste verdienste dezer grote orde, die haar beschavingstaak uit de handen van Leopold II heeft ontvangen, ook dit voorbeeld te hebben gegeven aan de koloniale overheid.
| |
II. - Voor een koloniale taalpolitiek
Sedert het einde van de oorlog voelt men duidelijk in Kongo en Ruanda-Urundi een ‘demografische taaldruk’ vanuit België.
De bezetting was precies de stroom komen afdammen, van de jonge Belgen die naar Kongo trekken, toen de eerste generaties die geheel hun opvoeding hadden genoten onder het stelsel der huidige taalwetten, aan de beurt kwamen.
Goedgeplaatste ambtenaren en schoolbestuurders bevestigden onze indruk dat sedert de oorlog de meerderheid der nieuwe Belgische kolonialen - en vooral van hunne schoolgaande kinderen - Vlamingen zijn. Gezien de demografische evolutie in België en de verdere doorwerking der taalwetten in het moederland, doorheen het onderwijs, in de huiskring, het zakenleven en het openbaar leven, zal deze taaldruk vanuit België zeker niet verzwakken en waarschijnlijk progressief toenemen.
Het algemeen en degelijker Nederlandstalig onderwijs in Vlaams België - ook in de meisjesscholen - brengt er meer en meer Vlamingen in Afrika toe in de omgang hun eigen taal te handhaven, waar ze vroeger hun onbeholpen gewesttaal camoufleerden door min of meer behoorlijk Frans. In de omgang met onbekenden blijft echter Frans de algemeen heersende spreektaal. Ook voor Vlamingen. Dit verschijnsel, dat we voor het Engels ook terugvinden te Johannesburg en zelfs te Kaapstad, is in Kongo en Ruanda-Urundi nog opvallender dan te Brussel.
Een brede en steeds ruimere kern bewuste mannen en vrouwen streeft ernaar ook in de kolonie en het voogdijgebied de trouw der Vlamingen aan hun Nederlandse taal en cultuur te handhaven. Deze Vlaamse kolonialen betreuren dat België zich in Afrika blijft aanstellen als een ééntalig-Franse staat. Zij verwachten dat de toevoer van nieuwe Vlamingen uit het moederland, tezamen met de culturele actie hunner vriendenkringen en toneelbonden rond het tijdschrift Band, het Nederlands in het openbaar leven onzer koloniale gebieden stilaan een zo belangrijke plaats zal laten innemen, dat de overheid op wettelijk gebied wel zal moeten volgen.
| |
| |
| |
Geen taalstrijd in Kongo.
Ondanks de flagrante miskenning der elementairste taalgelijkheid voor de Vlamingen in Kongo en Ruanda-Urundi, kan men niet zeggen dat er in onze Afrikaanse gebieden een taalstrijd of een politieke taalbeweging zou bestaan.
Dit mag in België enige verwondering verwekken. Voor wie de verhoudingen in Afrika kent, schijnt het echter normaal. Het is tevens wijs vanwege de Vlamingen, een taalstrijd van de hand te wijzen.
Vooreerst omdat de problemen der koloniale politiek - en de talenkwestie is een dezer problemen - niet te Leopoldstad, maar te Brussel moeten opgelost worden, en niet door de kolonialen, maar door al de Belgen, in het bijzonder door de parlementaire en koninklijke wetgever.
Nu is deze beschouwing precies niet doorslaggevend voor de Vlaamse kolonialen zelf. Zij - zoals alle kolonialen - verwachten zeer weinig van de Belgische openbare opinie en het Parlement, dat blijkbaar méér bekommerd is om problemen die een directe electorale waarde hebben.
De Vlaamse beweging is niet ontsnapt aan de algemene Belgische onverschilligheid tegenover de koloniale politiek.
Vermits de koloniale taalkwestie in België moet worden beslecht zou het een fout zijn vanwege de Vlamingen in Afrika, door een politieke taalstrijd aldaar, de verstandhouding der kolonialen in het gedrang te brengen. Politieke bewegingen en acties evenals partijen, polariseren de bestaande strekkingen, en scheiden de mensen volgens hun gezindheid in scherpafgelijnde kampen.
De taak die de Vlamingen zich in Afrika hebben opgelegd, beperkt zich wijselijk tot het culturele plan. Zij willen het Nederlands behouden bij de Vlaamse kolonialen en het inburgeren in de Belgische Afrikaanse maatschappij. Daarvoor is de ruimst mogelijke verstandhouding het beste klimaat, en strijd - politieke strijd - een gevaarlijke hinderpaal. Overigens zou een taalstrijd in Afrika de Vlamingen nutteloos in de zwakste stelling plaatsen.
Men vergete niet dat onze blanke koloniale bevolking voor ongeveer 14 t.h. in overheidsdienst is, voor 15 t.h. uit Katholieke en voor 5 t.h. uit Protestantse missionarissen bestaat, terwijl 45 t.h. in dienst is van particuliere - vooral een beperkt aantal machtige - maatschappijen en slechts 18 t.h. uit zelfstandige kolonisten bestaat. In deze laatste kategorie vormen de vreemdelingen dan nog een meerderheid, terwijl bij de Belgische kolonisten - die een emigrantenmentaliteit hebben - de Vlamingen meestal onverschillig staan tegenover taalproblemen ‘nutteloze palavers uit Europa’.
| |
Beperkte persoonlijke vrijheid
Men verlieze ook niet uit het oog dat, tengevolge van de speciale structuur der koloniale maatschappij, de persoonlijke vrijheid in Afrika zeer veel geringer is dan in België. Dit is niet alleen het geval bij de overheidsdiensten, maar méér nog bij de koloniale maatschappijen.
De ambtenaren en agenten in overheidsdienst zijn ten allen tijde verplaatsbaar. De verplaatsing kan een ongenadig wapen zijn in handen van autoritaire en moeialzieke overheidspersonen. Klimaat, levensvoorwaarden, ontspanning, werkkring, onderwijsmogelijkheden, zijn zo verschillend in Kongo en Ruanda-Urundi, dat de verplaatsing voor de kolonialen vaak als een verbanning voorkomt. Een verplaatsing van Leo naar Uele, of van Astrida naar de Tshuapa, op Europese schaal gezien, stemt ongeveer overeen met die van een Brussels ambtenaar naar een dorp in Kroatië of Polen.
In de koloniale maatschappijen leven de bedienden hunnerzijds onder de bedreiging aan het einde van hun driejaarlijkse termijn opgezegd te worden. Hun lot hangt in grote mate af van het oordeel hunner bestuurders | |
| |
in Afrika. De koper-, diamant-, goud-, tin-, palmolie- en andere gebieden zijn waarachtige koloniën in de kolonie. De blanken leven er meestal in kleine centra of posten met enkele tientallen of een paar honderd tezamen. In deze nederzettingen die door de uitgestrektheid van het land zeer vaak afgezonderd zijn van het regelmatig contact met de buitenwereld, zijn ze doorlopend onder het oog van hun bestuurders, zelfs tijdens hun vrije tijd. In sommige gebieden, als deze van de diamant- en goudontginningen, vindt men centra die de klassieke volmaaktheid van volledige private nederzettingen illustreren.
Niet alleen zijn de villa's der bedienden er - zoals overal in de kolonie - het eigendom van de werkgever met geheel hun inboedel, maar ook de wegen, bruggen, het vliegveld, de rivierboten, de groentenkwekerij, de kippen- en veehoeve, de economaatswinkel, het ziekenhuis, de club, de sportvelden zijn er eigendom van de maatschappij die aan hare bedienden alles zelf bezorgt, tot en met de ravitaillering, electrische stroom, geneeskundige zorgen en zelfs in zekere zin de kerk, die zij zelf gebouwd heeft en dan aan de plaatselijke missie geschonken... Dit mag prachtig zijn. Een gunstig klimaat voor een politieke -of taalbeweging die de zegen der onderneming mist, kan zulke maatschappij moeilijk genoemd worden.
| |
Vlamingen in Kongo doen wat ze kunnen
Men kan de Vlamingen in Kongo geen verwijt toesturen. Zij doen wat ze kunnen om de Nederlandse taal en cultuur stilaan in onze Afrikaanse gebieden in te burgeren. Zij scheppen het klimaat dat de Belgische wetgever toelaat zonder verder uitstel een behoorlijke tweetalige oplossing te geven aan het talenvraagstuk in Belgisch Afrika.
| |
Een programma
Wij zouden een actieprogramma tot wettelijke oplossing van het talenprobleem in Afrika als volgt willen samenvatten:
Ten eerste. Volstrekte tweetaligheid voor alle ambtenaren en agenten in overheidsdienst, hetzij zij worden aangeworven door het Ministerie van Koloniën te Brussel, of door het Gouvernement generaal te Leopoldstad. Deze voorwaarde moet eveneens vervuld worden door de niet zeldzame vreemdelingen in overheidsdienst in Afrika.
Ten tweede. Volstrekte tweetaligheid, eveneens voor al de missionarissen, zo vreemde als Belgen, leraars of leraressen in door de overheid gesubsidieerde scholen, zowel voor inlandse als voor blanke kinderen. Dit punt is van actueel belang, vermits sedert 1 Januari j.1. het Ministerie van Koloniën de voorgenomen subsidiëring der vreemde (meestal protestantse) missiescholen ten uitvoer legt. Het zou onwaardig en voor de toekomst bedenkelijk zijn deze vreemdelingen toe te laten met staatsfondsen een aanzienlijk deel onzer inlandse bevolking te onderwijzen en op te voeden, terwijl zij zelve van de Belgische cultuur en levensstijl slechts de franstalige uitingen zouden kennen.
Ten derde. Onmiddellijke invoering van het tweetalig onderwijs voor blanken en aanpassing der Belgische wetgeving op de erkenning der diploma's afgeleverd door de erkende scholen van Kongo en Ruanda-Urundi.
Ten vierde. Benoeming door een der Kamers of door beide van een gemengde commissie, bestaande uit parlementsleden en deskundigen, met als opdracht in onze Afrikaanse gebieden de aanpassing te bestuderen van het taalstelsel bij het middelbaar en hoger onderwijs voor inboorlingen, aan de algemene lijn der tweetaligheid.
Ten vijfde. Uitvaardiging der decreten - ofwel wetten - voorgeschreven door art. 3 van de wet van 18 Oktober 1908 op het beheer van Belgisch Kongo. Paragraaf 1 van dit artikel voorziet een wettelijke regeling van het | |
| |
taalgebruik in bestuur en gerecht. Hierbij zou het leger, evenals de openbare diensten en parastatale instellingen moeten gevoegd worden. Paragraaf twee voorziet een wettelijke vaststelling en bescherming van de taalrechten der Belgen in Kongo.
Toepassing van deze decreten of wetten op Ruanda-Urundi.
| |
Tweetalige school
Het taalregiem in de scholen voor blanke kinderen is een der meest dringende problemen van onze koloniale taalpolitiek.
Men mag zeggen dat het franstalige onderwijs de voornaamste bron is van menig Vlaams gezin in Afrika, ook bij de uitgesproken Nederlandsbewuste hoogstaande ouders.
Indien de Vlaamse jeugd in Afrika op school behoorlijk Nederlands onderwijs ontving, zou zij niet alleen de ouders de neiging ontnemen de Nederlandse huistaal door Frans te vervangen, maar daarenboven zouden de ouders, dank zij de school en terwille van de kinderen, zich inspannen om een behoorlijke en beschaafde taal te blijven spreken.
Daar waar een nationale en evenwichtige oplossing van het talenvraagstuk in Belgisch Afrika slechts kan gevonden worden in de lijn der algemene tweetaligheid, moet ook het onderwijs voor blanken tweetalig worden. Door tweetalig onderwijs verstaan we dat een deel der vakken in de moedertaal en het andere in de tweede landstaal wordt onderwezen, waarbij niet noodzakelijk dezelfde vakken doorheen al de opeenvolgende studiejaren in diezelfde taal dienen te worden onderwezen. Dit stelsel wordt tot op zekere hoogte toegepast bij de Koloniale Universiteit te Antwerpen, en in talrijke scholen der Zuid-Afrikaanse Unie. Zij geniet de uitgesproken voorkeur der meest vooraanstaande en zeker ook van de meerderheid der Vlaamse kolonisten.
Ondanks de evidente nationale betekenis van de tweetalige school voor blanke kinderen in de kolonie en het voogdijgebied heeft Minister Wigny in Oktober j.1. een begin gemaakt met de inrichting van eentalig Vlaamse afdelingen bij de voornaamste scholen in Kongo. De vier laagste klassen van de voorbereidende afdeling werden aldus ontdubbeld.
Zoals aan de Minister werd voorgesteld van Vlaamse zijde, kent deze hervorming - die door niemand werd gevraagd - geen uitgesproken succes. De meeste Vlaamse ouders, voorstanders van de tweetalige school, blijven hun kinderen naar de Franse afdelingen sturen. Te Leopoldstad, waar verscheidene honderde jongens en meisjes van zes tot 10 jaar - dit is de ouderdom van de vernederlandste klassen - naar school gaan, werden een twintigtal leerlingen ingeschreven in de vernederlandste klassen van het Koninklijk Atheneum, een dergelijk aantal in het college, terwijl 5 meisjes de 4 klassen der Vlaamse afdeling van het Sacré-Coeur-pensionaat bevolken, en er tezamen onderwezen worden door een enkele lerares...
Het is hoogtijd dat onze openbare opinie en de parlementsleden in het bijzonder de Vlaamse kolonialen steunen in hun eis van algemeen tweetalig onderwijs.
De Minister van Koloniën heeft het redelijke en nationale verzoek der Vlaamse kolonialen van de hand gewezen omdat hij vreest in ongenade te vallen bij de wallinganten die weigeren hun kinderen behoorlijk Nederlands te laten leren.
Is het niet paradoxaal dat aldus een Waals Minister van Koloniën, in Afrika de elementen van een steriele en nutteloze taalstrijd heeft ingevoerd?
Het nieuwe stelsel is niet alleen een vorm van cultuurseparatisme, maar ook nadelig voor de zaak van het Nederlands in Kongo en voor de goede verstandhouding tussen de kolonialen.
J. Van Bilsen.
|
|