waardige staatsonderdanen aangezien worden, en deswegen willen we bekomen dat de wetgevende macht het nodige doet opdat haar oude belofte in uitvoering gesteld worde in zake taaleerbied en taalgelijkheid in bestuurszaken en voor onze natuurlijke rechters’.
Aan een delegatie van Vlaamse parlementairen, samengesteld uit leden van de drie nationale partijen en geleid door de heer Craeybeckx, heeft de Minister van Koloniën beloofd dat de dekreten betreffende het taalgebruik al in oktober e.v. aan de Koloniale Raad zouden kunnen voorgelegd worden.
De Economische Raad voor Vlaanderen en het Vlaams Economisch Verbond hebben de tekst gepubliceerd van een memorandum dat zij aan de Minister van Koloniën overhandigd hebben. Dit memorandum omvat concrete voorstellen inzake gelijkberechtiging van Frans en Nederlands in Kongo.
Tenslotte heeft de Minister van Koloniën een Commissie voor het onderzoek van het taalprobleem in Kongo bijeengeroepen. De eerste vergadering van deze Commissie werd door de Minister zelf voorgezeten. Namen er o.a. aan deel: Vice-Gouverneur Generaal Cornelis, Administrateur-Generaal van Koloniën Vanden Abeele, Generaal Cattoor, Kabinetschef van de Minister, leden van de Koloniale Raad, koloniale magistraten, afgevaardigden van de ‘Conseil Economique Wallon’, van de Economische Raad van Vlaanderen en van het Vlaams Economisch Verbond.
Men mag dus hopen dat een bevredigende oplossing in het verschiet ligt. Deze oplossing mag trouwens niet meer uitblijven.
‘Band’ heeft zich altijd tot taak gesteld eerst en vooral eerbied af te dwingen voor onze taal en onze cultuur zonder uit het oog te verliezen dat wij hier een dienende en een opbouwende taak te vervullen hebben en dat wij dus niet het recht hebben omwille van een taalgeschil alles op stelten te zetten. M.a.w. wij waren voorstander van een vreedzame evolutie die tastbare resultaten opgeleverd heeft maar die afhankelijk is van de wijsheid en de goede wil van alle betrokkenen. Nu die vreedzame evolutie in het gedrang gebracht wordt bestaat er geen andere uitweg dan de wettelijke bekrachtiging van de gelijkberechtiging van Frans en Nederlands.
Het principe is duidelijk genoeg. Wij mogen ons echter niet ontveinzen dat de toepassing ervan in de concrete werkelijkheid op tal van moeilijkheden zal stuiten. Er moet dan ook gestreefd worden naar een oplossing die strookt met de belangen van dit land. Een slaafse navolging van de regeling zoals zij in België bestaat met haar scherpe tegenstelling tussen Nederlands en Frans is dus te verwerpen. Ook in België is men tot het besef gekomen dat deze regeling geen ideaal is: zij stemt trouwens niet overeen met wat oorspronkelijk van Vlaamse zijde voorgesteld werd. De taalregeling mag Vlamingen en Walen die, vergeten wij het niet, hier naast mekaar leven, en onder de ogen van de inlander, niet tegen elkaar in het harnas jagen. Verdeeldheid is verderfelijk, wij zien het in, wij vragen dat ook anderen het zouden inzien.
Wellicht is algemene tweetaligheid de ideale oplossing. Dit is geen utopie: mits een eerlijke inspanning ligt ze in ieders bereik. Men zal voorzeker opwerpen dat het toch niet opgaat ook de negers ‘Nederlands’ te leren. Waarop wij antwoorden dat het een vereiste is, indien men het met de Belgisch-Kongolese gemeenschap ernstig meent, de zwarten toegang te verlenen tot alle facetten van de cultuur van de Lage Landen, ook de Nederlandse. Zoniet bestaat het gevaar dat de Vlaming, met zijn geheimzinnige taal en met zijn honderdprocent blanke klassen, een exponent wordt van apartheid, de splijtzwam van wat zo moeizaam verenigd werd.
Heel het probleem moet met nuchtere ogen bekeken worden, zonder partijpolitieke brilleglazen, en van uit een Kongolees standpunt. Het moet ook gescheiden worden van individuële gevallen die evenwel, en wij staan er op, aan een grondig en onpartijdig onderzoek dienen onderworpen en waarvoor een rechtvaardige oplossing moet toegepast worden.
Band.