[Nummer 4]
[Voorwoord]
VOOR enkele maanden heeft ‘Band’ een speciaal nummer gewijd aan de scheepvaart. Thans brengen wij het tweede luik van een dyptiek dat opgedragen is aan de reizende goegemeente van Kongo. Schip en vliegtuig zijn immers voor ons, kolonialen, vertrouwde dingen.
Evenzeer als de vangarmen die de Kongostroom naar alle richtingen uitslaat hebben de luchtlijnen dit ontzaglijke land tot een natie samengebundeld. Katanga en Kivu zijn thans niet meer de ver verwijderde en fabelachtige gebieden die men slechts na wekenlang reizen bereiken kon. De verste uithoek van Kongo ligt slechts op enkele uren vlucht van de hoofdstad. Dank zij het vliegtuig zijn menigvuldige persoonlijke contacten mogelijk geworden, producten worden regelmatig uitgewisseld en stilaan ontluikt dat gevoel van samenhorigheid dat de grondslag vormt van een natie. Een Kongolese natie die trouwens, mede dank zij het vliegtuig, bewust blijft van haar hechte verbondenheid met het Belgische moederland.
De luchtvaart heeft echter niet alleen politieke en economische aspecten. De luchtreizen verheffen ons boven het aardse, zij brengen ons de poëzie van de twintigste eeuw, zij zijn een bron van onuitwisbare indrukken: de zilveren breuk van de stroom doorheen het oerwoud, het tentaculaire Leopoldstad dat onder de zwalpende vleugel van het vliegtuig omkantelt, de luister van het ochtendgloren over het Atlasgebergte, Kano en het geometrisch ballet van duizende lichtjes langs de runways, de witbesneeuwde wijnheuvelen van Bourgogne, en Brussel in de mist...
Band.