‘Assepoes’ bewerkten en opvoerden in het Jeugdtheater van Antwerpen, en toen Assepoes aan de kinderen in de zaal vroeg om de vogeltjes in die harde tijd niet te vergeten, hoe ze dan met stralende gezichtjes kwamen vertellen dat ze de kruimels van het ontbijt, en soms meer dan de kruimels, voor de vogels hadden gestrooid. Waarom? Omdat ze geloof hadden en vertrouwen in hun Assepoes die de verwezenlijking van hun droom was geworden, of ten minste een meer te benaderen werkelijkheid ervan en dat zij zich zelf daarin voelden opgenomen. In de geschiedenis van het Jeugdtheater van Antwerpen - dat sinds 1945 onder de leiding kwam van Corry Lievens, die er haar levenswerk van maakte - zijn talloze voorbeelden van de directe invloed van het toneel op de kinderen, van de grote macht - en daarmee de verantwoordelijkheid - van de auteurs en acteurs over hun jeugdig gehoor.
Daarom ook is het onbegrijpelijk dat zo weinig stadsbesturen het de moeite waard vinden een degelijk jeugdtheater onder hun hoede te nemen en dat ook zo weinig theaterdirecteurs er aan denken om een afdeling jeugdtheater aan hun schouwburg te verbinden. Want hier is toch een bestendige aangroei van publiek voorhanden. Het theaterbezoek, wil het renderend zijn, moet tot een levensbehoefte worden voor de gewone man, zoals het voor de Parijzenaar, de Londenaar en Berlijner geworden is, het moet een deel worden van het dagelijks leven van de stedeling. En hoe dit beter bereikt dan door de gewoonte ervan aan te kweken van jongsaf. Of onderschatten de uitgevers en litteratoren het belang van de jeugdboekerijen soms? Nee, omdat ze weten dat een kind dat de gewoonte heeft aangenomen iedere week een boek te lezen, dit later zal blijven doen en voor de boekenmarkt gewonnen blijft. Vele van de jonge snaken voor wie we in 1942 Assepoes en Sneeuwwitje speelden zijn nu trouwe bezoekers van ons Nationaal Toneel, omdat ze in hun schooljaren regelmatig een vertoning per maand volgden. Natuurlijk moet het hun gebodene vakkundig worden voorgebracht en met ernst en verantwoordelijkheidszin opgevat. Het moet in de eerste plaats interessant, pittig en duidelijk zijn, het mag niet flauw of schools klinken, noch suikerzoet. Het moet een gangbare, klare, kernachtige en beschaafde taal spreken. Het moet licht en kleurrijk zijn, verzorgd ook op muzikaal gebied en de aandacht van de kinderen geen ogenblik loslaten, zoals het geval is bij langdradige gesprekken, onduidelijke actie, onbewogen regie en flauwe gezegden.
Alleen een gezelschap van degelijke spelers, bezield met een grote liefde voor het toneel en voor het kind - en die bewust daardoor afstand doen van het groot toneel - kan met goed gevolg de zware doch dankbare taak op zich nemen, onze kinderen een nieuwe wereld van schoonheid en fantasie binnen te leiden. Men mag deze taak niet onderschatten, hoewel de mogelijkheden onbeperkt zijn en de dankbaarheid van stralende kinderogen de grootste beloning.
Fred Engelen.