[Nummer 12]
[Voorwoord]
NA ons jongste Augustusnummer, gewijd aan de Vrouw, was het bijna vanzelfsprekend dat we ook een speciaal nummer moesten uitgeven met als onderwerp: het Kind. Bestaat er daartoe wel een geschikter periode dan December, de maand waarin over gans de wereld de geboorte herdacht wordt van het goddelijk Kindje van Bethlehem?
Zo dit nummer naar de inhoud enigszins afwijkt van onze traditionele Kerstnummers, - er komt geen enkel Kerstverhaal of -gedicht in voor, - dan waait toch doorheen deze bladzijden die blijde, frisse, onbedorven geest van het kind, zo eigen aan de grote kinderfeesten van de Decembermaand en de daarbij aansluitende Kersttijd: Sint Niklaas, de Kerstdagen, Onnozele Kinderen, Oudejaars- en Nieuwjaarsdag, Driekoningen. Met een tikje weemoed denken we terug aan die onvergetelijke dagen onzer prille jeugd, toen we van het ene kinderfeest in het andere leefden, onbezorgd, gelukkig en tevreden. De tijd waarin onze ouders nog de zorgen droegen die thans ook ons deel zijn geworden.
Het is bijna onvermijdelijk dat onze gedachten hier even afdwalen naar de ongelukkige jeugd die het grote en onschuldige slachtoffer is van zoveel vreselijke oorlogen; de ontroerende film ‘Verloren Engelen’ die thans in vele plaatsen van Kongo ten bate der oorlogswezen vertoond wordt brengt een schrijnende evocatie van het oorlogswee waarin, amper tien jaar geleden, zoveel onschuldige kinderen medogenloos werden ondergedompeld.
Ter gelegenheid van het hoogfeest van de Vrede en van het Kind formuleren wij de vurige wens dat onze kinderen nooit de miseries van een oorlog zouden kennen, maar dat zij integendeel in een periode van bestendige vrede mogen opgroeien tot die volwaardige burgers van morgen, die geroepen zijn om samen met de kinderen van de inlandse elite die Belgisch-Kongolese gemeenschap te vormen waarvan de harmonische uitbouw onze dagelijkse bekommernis uitmaakt.
‘Band’