[Nummer 8]
[Voorwoord]
HET is ons een bijzonder genoegen onze lezers in deze oogstmaand, de maand der moeders bij uitstek, dit speciaal nummer te kunnen aanbieden, gewijd aan de Vrouw.
Zo de bijdragen, geschreven door een schare onderlegde medewerkers, vele gebieden bestrijken, zijn we er ons nochtans wel van bewust dat meerdere interessante onderwerpen in verband met de vrouw hier niet werden aangeraakt. Eens te meer dienden we inderdaad rekening te houden met de faktor plaatsruimte, en hebben we opzettelijk die onderwerpen achterwege gelaten die reeds in onze vroegere jaargangen behandeld werden. Normaal hadden we b.v. een bijdrage moeten wijden aan de vrouw in de schilder- en beeldhouwkunst. Wij hebben daar echter van afgezien omdat we enkele jaren geleden reeds een overvloedig geïllustreerde kunstkroniek publiceerden naar aanleiding van de tentoonstelling ‘De Vrouw in de Kunst’, gehouden in het Koninklijk Museum van Schone Kunsten te Antwerpen, terwijl in ons Kerstnummer van vorig jaar de tentoonstelling ‘De Madonna in de Kunst’, ingericht in hetzelfde museum, eveneens uitvoerig gecommentarieerd werd.
Welke ook de onvolmaaktheden van dit nummer mogen zijn, we dragen het op zoals het is aan de talrijke sterke Vlaamse vrouwen van Kongo, die blijmoedig vaderland en familie verlieten voor dit verre en onbekende land onder de evenaar: onze Vlaamse missiezusters, sociale assistenten, verpleegsters en leraressen; onze Vlaamse vrouwen en moeders wier voornaamste en dagelijkse betrachting het is hun mannen op alle gebied te helpen en bij te staan in hun zware taak Kongo te behouden als het rijkste, grootste, meest welvarende en meest vooruitstrevende land van Midden Afrika.
Band.