De Kambele'Mbele
DIE namiddag lag het ganse dorp in een diepe siesta gedompeld. De zon had zelfs de bruine waters van de stroom ingesust, en N'Gandu sliep er op zijn zandbank, z'n lange staart half in het water.
In de schaduw van de hoge cocosbomen lagen de hutten gesloten en daar lag slechts een schurftige hond te doezelen op het zand waar de warmte danste.
Het is toen dat een hut geopend werd en Manganga de jager buiten kwam. Hij rekte zich en sloop stil een naburige hut binnen, stapte terug buiten, bezocht een nieuwe, en nog één. Vervolgens ging hij terug de zijne in. Iets later weergalmde de tamtam voor de jacht...
En het woud bracht de boodschap tot in het moeras waar Tshula woont, de kwakende kikvors; en over het moeras, tot aan de rotsen waar Mutumba, de rat, haar nest graaft; en nog verder, tot in de vlakte waar Boloko, de antiloop, rondhuppelt. En allen zwegen, behalve de vogels want zij vrezen de mens niet wanneer hij op jacht gaat...
Er was daar Gombe Munene, de oude Masamba, en Lapalala, en tenslotte M'Fumu Manganga, de baas. Allen ervaren jagers. N'Tande Mokè was er ook, de jongste maar ook de voortvarendste. Hij vergezelde nu de ouderen voor de derde maal en zijn ogen glansden terwijl hij zijn scherpe lans omknelde. De laatste keer, had hijzelf het everzwijn gedood...
Zij sloegen het smalle pad aan de rand van het dorp in, en drongen het oerwoud in. Manganga op kop, liepen zij zwijgzaam verder, zich een weg banend door de lianen; het rook er naar de warmte en het rottend humus. En boven hen, in de hoge toppen, bespraken de vogels hun reis. Zij liepen tot aan de vlakte. Maar ze vingen niets, want de wind had in het woud over de tamtam gesproken.
Toen trilde de roep van de Kambele'Mbele... Manganga hief het hoofd op en zag hem neer gaan zitten, met fladderende vleugels, in een eucalyptus. Zij liepen verder; maar de M'bele riep weer scherp. Toen bleven de jagers staan, de oude Masamba keek strak naar de eucalyptus, met schrik in de ogen. En de ouderen keken elkaar vragend aan, want als de M'bele roept, dan zwijgt het woud: het is het uur waarop N'Koi, de luipaard, op jacht trekt... En reeds zonk de zon in de stroom onder...
- ‘Laten we terugkeren!’ zei Manganga slechts. Zij knikten allen.
- ‘Ik blijf!...’ Het was N'Tande die sprak.