Poëzieclubkeuze
Een gedicht is een bliksemactie
Dichter René Puthaar voelt er niets voor om lang aan een gedicht te knutselen. ‘Het is geen hobby, namelijk. Een gedicht schrijven is een bliksemactie, die volgt op een lange incubatietijd.’
Door Martijn Meijer
De gedichten van René Puthaar zijn wel ‘erudiet’ genoemd, vol met speelse verwijzingen naar de literaire traditie. ‘Het zijn dingen die in je kop zitten’, zegt de dichter zelf relativerend. ‘Ik zou nooit voor een gedicht speciaal iets gaan opzoeken. Mooi vind ik het als een dichter zijn voorgangers mee wil laten klinken. Joseph Brodsky heeft gezegd: “Ik hoop zulke gedichten te schrijven dat mijn voorgangers ze kunnen lezen”. Dat hoeft voor mij niet, dan ga je misschien te veel naar oude vormen toeschrijven, maar de gedachte ontroert me. Daaruit spreekt Brodsky's liefde voor zijn wegbereiders, de mensen die hebben mogelijk gemaakt wat hij kan. In het gedicht “Naar zee”, in Hier en daar, staat dat het “hazegrauwt”. “Het hazegrauwt” is een gedicht van Guido Gezelle, een dichter die ik graag lees. Het is maar één woord dat ik van hem gebruik, een onnadrukkelijke hommage.’
René Puthaar (1964) debuteerde in 2000 met Dansmuziek, in 2001 bekroond met de Lucy B. en C.W. van der Hoogt-prijs. Onlangs verscheen zijn tweede bundel, Hier en daar. De dichter zal in de loop van dit jaar met vrouw en kind afreizen naar Zuid-Europa, om daar te gaan wonen. Hij heeft altijd al een hang naar de ‘zuidelijke middag’ gehad, vertelt hij, als de zon op de hoogste stand staat en er nauwelijks schaduwen meer zijn. ‘Een oude wereld die in al zijn licht- en openheid vol schimmen is, dat is voor een dichter heel aantrekkelijk.’
In het gedicht ‘Ook ik was in Selinus’ kun je die zuidelijke sfeer proeven. Selinus, tegenwoordig Selinunte, is een oude Helleense stad op Sicilië, de meeste tempels liggen er in puin. ‘De Zeus-tempel ziet eruit alsof hij gisteren is ingestort. Dat is een heel wonderlijke sensatie, klassiek puin dat een actuele indruk maakt. Alsof het stof net is opgetrokken. Op Sicilië heeft Hades Persefone geroofd en meegenomen naar de Onderwereld.’ In het gedicht staat: ‘De plek was van de wereldstad / die het verlangen is het eerste puin./ Persephone was here, had een zeloot / met houtskool op een architraaf gekrast./ Het uitroepteken gaf een hagedis.’
Puthaar verwijst in een gedicht als ‘Ook ik was in Selinus’ wel naar de Griekse mythologie, maar zijn poëzie is zeker niet anekdotisch. ‘In Dansmuziek vertelde ik nu en dan nog een verhaaltje, in deze bundel niet meer’, zegt hij. ‘Hoewel, er zit nog wel een verteller in een aantal gedichten. In het lange gedicht “Waar nu woestijn is” begint een persoon te spreken, een stem uit het verleden. Als je de ruïne van een paleis ziet, dan weet je dat daar iemand heeft gewoond die door de paleisdeur zijn welverzorgde tuin inliep. Op een gegeven moment begin je dan de stem van zo'n bewoner te horen, terwijl je kijkt naar de harde resten van een bestaan. Ik bedoel niet dat de dichter een paranormaal medium wordt, maar ik heb dan het gevoel dat ik een proces-verbaal opmaak. Het gaat mij om aanwezigheid, niet om vergankelijkheid.’
De dichter articuleert dus wat van buiten komt? ‘Ja, dat heb ik geschreven in het artikel over mijn werkwijze, ook om de mensen te sarren die denken dat poëzie bij de dichter diep van binnen komt. Eigenlijk is het gevaarlijk om een poëtica te formuleren, voor je het weet zit je er aan vast. “Een gedicht is een dingetje van taal” heeft Gerrit Kouwenaar een keer gezegd. Het wordt hem nu tot vervelens toe nagedragen, maar dat is zijn opvatting natuurlijk helemaal niet, dat zie je als je maar één gedicht van hem leest. Ik kan eigenlijk alleen namens de dichter Puthaar spreken; dat klinkt misschien geforceerd, maar het is nu eenmaal zo dat degene die de gedichten schrijft niet precies dezelfde jongen is als die hier zit te praten.’ ‘Ik schrijf intuïtief, in opperste concentratie. De keuzes die ik maak als ik schrijf zijn voor mij vanzelfsprekend. Is een dichter waanzinnig, is hij geïnspireerd, of is hij, zoals Valéry zegt, “een koele mathematicus in dienst van een subtiele dromer”? Dat laatste geldt misschien voor een berekenende dichter als Leopold, de allerknapste, maar ikzelf voel een soort weerzin om heel lang aan een gedicht te knutselen. Het is geen hobby, namelijk. Een gedicht schrijven is een bliksemactie, die volgt op een lange incubatietijd.’
Foto: Roeland Fossen
8.
Gezien, zoals ik ooit Manhattan zag. Beloftevol, het Paaseiland in zijn ontstaan, zoals ik Amsterdam op zomerochtenden ontdekte als verlaten huis,
de reigers dwaalden in de villa rond, water stond gestild in hoge gangen, of misschien zoals ik me verbeeld dat ik vertrekken kan, enkele reis en niets retour.
Zo laat een kind zijn vlieger op. De spanning van de lijn verdwijnt zodra het zelf ontstegen aan het zand bestaat, meer scheepjes varen uit, eilanden bloeien op de kim, totdat de hechting breekt en het de weerstand voelt. Een vliegerlijn, zoals een animatie soms laat zien, kan op papier gestalten vormen - als de hanenpoot die klauwt nadat de pees gesneden is, getrokken wordt.
Gezien, zoals ik ooit Manhattan zag. Beloftevol.
Uit: René Puthaar, Hier en daar. Augustus, Amsterdam, 2003.
ISBN 90 457 0061 1