Hugo Claus, De Oostakkerse gedichten. Met een nawoord van Paul Claes. De Bezige Bij, Amsterdam, 2003 [1955]. ISBN 90 234 1080 7. €17,50. (Facsimile editie).
Door Ron Rijghard
Verzamelde werken zijn vaak valstrikken. Zo uitnodigend als hun prijs is, zo afwijzend staan ze te dik te zijn in de kast. Dat een vroege bundel uit zo'n turf wordt gelicht en apart wordt uitgegeven, zoals nu De Oostakkerse gedichten van Claus, valt alleen maar toe te juichen. De Oostakkerse gedichten is een schitterende bundel, een klassiek werk. Masculien toontje, viriele inhoud. Bij uitstek geschikt om voor te lezen aan ontklede vrouwen. De woorddronken dichter overdondert de lezer met zijn beeldenrijkdom, zijn gevarieerd register en zijn onnavolgbare fantasie. Wie zijn adem terug heeft en geduldig herleest, ontdekt bij de nog jonge dichter wel eens een minder gaaf gedicht of een al te brute associatie - van het type ‘Zij is de vogellijm, de seismograaf’.
Deze heruitgave, een facsimile-editie, belooft ook iets extra's. Zoals in de verantwoording staat: ‘De aantekeningen in pen en potlood zijn van Hugo Claus, afkomstig uit zijn persoonlijk exemplaar.’
Het gaat om tien krabbels.
Tien krabbels bij negen gedichten. Veertig gedichten doen het nog zonder. Wat de auteur in zijn eigen exemplaar erbij schreef, verklaart hij in een elfde krabbel voorin: ‘Hier en daar heb ik genoteerd vanwaar ik bepaalde uitdrukkingen of reeksen uitdrukkingen heb overgenomen.’
Aha, Claus bekent. Wat voor negen openbaringen doet de begin april 74 jaar geworden bard van Vlaanderen ons door een kijkje in zijn persoonlijk exemplaar te gunnen?
Bij het gedicht ‘het land (Egyptisch)’ staat: ‘Vanaf de 2e helft een bewerking van een oud Egyptisch gedicht. De rechter en zijn dochter over de vlammende weide: een legende uit Wales.’ Het is de langste en de meest zinnige krabbel. De kortste is ‘Blake’ bij een naam. De meest onzinnige staat bij ‘de dauwworm’ in ‘Het klemwoord: huis 6’, waar Claus schrijft: ‘Naar een afzichtelijk plaatje in een vitrine van een boekhandel voor medische studenten’.
De meest frikkerige krabbels staan bij passages die voor zichzelf spreken. Claus dicht over ‘verlaten vallei’, ‘deze houten stad en in dit zand’ en ‘de halve deuren der herberg’ en krabbelt in de kantlijn: ‘De verlaten steden in de woestijnen in cowboy-films. Claus dicht ‘zeven ronde heuvels’ en verklaart: ‘Een oproeping van Rome’.
Bij het einde van het eerste gedicht uit de reeks Een vrouw - ‘Zij splijt mijn kegel/In de bekende warmte’ - tekent Claus aan dat het flauwe, machteloze ‘bekende warmte’ geleend is van Virgilius. Dat staat ook in het nawoord van Paul Claes. Zoals alle verwijzingen naar andere schrijvers al door Claes herkend zijn. Claes, de wetenschappelijke schaduw van Claus, vindt er zelfs meer. Niet alleen Blake, Koos Schuur, Victor Hugo en Karel van de Woestijne, maar ook Paul van Ostaijen, Dylan Thomas en de voor Claus zo belangrijke Schotse antropoloog James Frazer. Alleen de legende uit Wales noemt Claes niet. Wel is Claes een stuk behulpzamer door exacte vindplaatsen te noemen: Aeneis 8, 389-390. Het maakt dat de lezer heel goed kan zonder de krabbels van Claus.
Datzelfde nawoord van Claes bevat bovendien niets nieuws. In 1986 zat het al bij de dertiende druk, Gedichten 1984-1993. Daarbij putte Claes uit zijn studie ‘De mot zit in de mythe’, een ontraadseling van antieke motieven in het werk van Claus. Dat boek bood twintig jaar geleden de echte openbaringen. De liefhebber die naar sporen zoekt van het type dat Claus in zijn eigen exemplaar heeft staan, is een liefhebber die de studie van Claes heeft gelezen. Hij weet al dat de dichter maar woorddronken lijkt, en zeer intellectueel bezig is met literaire verwijzingen en bewerkingen.
Eén krabbel is nog ongenoemd: een door Claes herkende ontlening, opgeschreven met een persoonlijke toets. Wie daar nieuwsgierig naar is, is de fan of de fetisjist waar deze uitgave het van moet hebben: spoed u naar de boekhandel. Het omslag is een herdruk van een ontwerp van de auteur, dat werd gebruikt voor vijftien exemplaren van de eerste druk in 1955. Dat is ook wat waard.