Avontuur. Jaargang 1
(1928)– [tijdschrift] Avontuur– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
MaskersAan Paul Joostens. Blijft nauweliks kracht de witte o de witte november
arme huizen te baren wit is de vloed
sneeuw van het barensbloed
Bleekblauw zijn de kinderen en rood hun hoofd
in gesnikte sneeuw doffe tranen van de nacht
werden pasgeborenen gewassen
Licht gaf de maan die nog dom daarom lacht
In de novembermiddag sterven kinderen
worden gelegd in zwakke zerk van wit
gratis geeft de zon het arme menselicht dat zijn moet
bij zulke dwaze dodestoet
worden begraven de arme huizen zonder spoed
een na een Als alle begraven zijn dan is
het om vijf 5 reeds duisternis
In de novembernacht is het Sabbat
Sabbat van al deze witte kindertjes
Geraamten knarsen en breken het krijt
hebben hun schamele schaduw op huizen neergeleid
Geraamten van witte o zo witte kindekes
dragen grote RODE MASKERS knikken en lachen
knikken en lachen door de zieke schachten van zwakke maneschijn
Geruisloze bevruchting viel op de witte sneeuw
kindertjes geboren dragen masker een oude eeuw
zonder geluid was hun geboort en zo is hun dans
gedragen op de golven van de lichtende stad fosforescente kadans
hun stappen zijn witte voeten op witte sneeuw
daartussen het
blauwe licht
| |
[pagina 9]
| |
zijn allen bedronken en tuimelen allen van dak tot
dak
op hun hoofd
als er een bloedt is het wit net als er een weent
maar allen dansen voort
En die moeder werd heeft haar even schreiend leven in sneeuw gesmoord
de volgende stak zijn vader een gloedend mes in het oog
dat voort sprong op het waanzinwitte dak
maar de vader lacht getroost om zulke burleske moord
De laatste van de bende sleept Kristus bij de voeten
die naakt op de sneeuw zal boeten moeten
dan lachen de kindertjes nemen morfine en spelen baccarat
tot hun sneeuwwitte WITHEID in de kinderblanke sneeuw vergaatGa naar voetnoot*
|
|