Arsenaal. Jaargang 2

Griekenland.

O Griekenland! uw zonvergulde athleten,
de donkre lauwers in 't gekroesde haar,
hebben 't geheim van levenspracht bezeten.
Schoon als de goden was hun naakt gebaar.

De dichter, onder 't bloeiend loof gezeten,
zong 's levens zoetheid op een eedle snaar.
O land van philosophen en aestheten!
Wat is een twintigeeuwer een barbaar!

Uw goden waren uit het licht geboren,
en geen geheim dat niet tot schoonheid werd.
Men dronk het leven uit volmaakte amphoren.

Hoe zuiver-ernstig komen aangetert
op Pallas'fries de marmeren meisjeskoren...
O rust in harmonie, door niets te storen...

Lia Roelofs.