Hoe ellendig, zielig, de toestanden ook zijn, die de steeds terugkeerende thema's van zijn werken uitmaken, toch voelen wij hierin immer zijn liefde tot de menschen, zijn genegenheid voor de arme zwoegers, zijn milde levensvizie en zijn hunkerend verlangen op een beter bestaan.
Hoe realistisch zijn oog ook de wantoestanden en de ellendige levenswijze van de Vlaamsche arbeidende klasse zag, toch was het beschrijven hiervan nooit ‘doel’ voor hem geworden.
Nevens zijn kunst van psychologische uitdieping, naast zijn soms heerlijke expressie, lag de beschrijving, het conflict zelf, als het middel om, door de aanklacht heen, het leven mooier te maken. Het is zijn liefde tot de menschen, die er hem toe gebracht heeft een aanklager te worden van sociale wantoestanden ‘....lief te hebben zonder eigenbaat en den moed te bezitten deze liefde te beleven. Zulke liefde kent men niet als men jong is, omdat men dan liefde verwart met begeerte en verlangen’. (Terug tot de bron).
Zielens was door zijn ondervinding, door zijn standing in het volk, een rijp en meevoelend mensch geworden. Hij had reeds zoo'n evenwicht verworven, dat hij mild kon neerzien op menschelijke ijdelheden, zonder nochtans zijn plicht als kunstenaar te vergeten. Want voor alles, was hij een idealist, levend in en met zijn medemenschen, die nooit zijn rechtvaardigen plicht vergat. ‘Een ideaal waar men zijn leven niet voor geven kan, loont de moeite van belijden niet’ (Het duistere Bloed).
‘Sine doctrina, vitae imago mortis’. Hij beleed zijn ideaal, hij streed bewust zijn doel na: rechtvaardig en liefhebbend.
Is het een noodlottig toeval, dat Zielens bij het vervullen van zijn opdracht, den dood vond?
Uit geheel zijn omvangrijk oeuvre stijgt die onbaatzuchtige liefde tot het volk op als een adembenemend aroma, als een zucht naar steeds meer en steeds hooger.
Zoo werd o.a. zijn boek ‘Moeder waarom leven wij?’, waarmede Zielens den Staatsprijs voor Vlaamsche letterkunde behaalde, reeds voor de vijfde maal heruitgegeven.