A. De mindere herbergen om 11 uur. De andere herbergen, waar de menschen, die laat van hun werk komen en die bedaard zitten te kaarten of te domineeren en die het ons niet lastig maken, maken wij het ook niet lastig en die kunnen wat langer open blijven.
6300. V. Hebt gij met die mindere herbergen veel last?
A. Vooral met feestelijkheden, met het carnaval, dan blijven de herbergen langer open.
6301. V. Wat wordt er meestal gedronken, jenever of bier?
A. Meestal Maastrichtsch bier.
6302. V. Wanneer wordt er jenever gedronken?
A. Des morgens.
6303. V. Als de werklieden van het werk komen?
A. Ja, of daarna.
6304. V. Wanneer zijn de herbergen des morgens open?
A. Des winters, om 6 uur.
6305. V. En in den zomer?
A. Vroeger, 5 uur, half zes.
6306 V. Dat is dus vóór het openen van de fabrieken?
A. Ja, en vóór het aangaan van de verschillende ambachten.
6307. V. En gaan velen jenever drinken voor zij naar de fabriek gaan?
A. Velen, velen ook niet; wel de glasblazers en slijpers, maar de anderen in het algemeen niet.
6308. V. Het fabrieksvolk gaat dus in den regel niet naar de herbergen?
A. Wel als zij van de fabriek komen, dan nemen zij een hapje, maar gaan zij spoedig weer weg. Het zijn geen plakkers, want zij hebben weinig tijd om te eten.
6309. V. U zal ook wel iets bekend zijn van de danshuizen en welken invloed zij op de moraliteit hebben.
A. Die keuren wij allen af.
6310. V. Hoe staat het daarmede? Wie komen daar.
A. Aankomende jongens en meisjes; die meisjes drinken daar dan wat, worden opgewonden, loopen naar buiten en dat is lang niet goed voor de zedelijkheid.
6311. V. Daar komen dus kinderen?
A. Ja.
6312. V. Van welken leeftijd?
A. Wel van 15, 16 jaar.
6313. V. Blijven die danshuizen lang open of ook tot elf uur?
A. Zondags tot elf uur.
6314. V. Hebt gij wel eens last met de sluiting daarvan?
A. Ja, met kermis en vastenavond, maar anders niet.
6315. V. Gij hebt behalve dien staat waarover wij zooeven reeds gesproken hebben, nog op mijn verzoek onderzocht en daarvan opgemaakt een staat van de arbeiderswoningen en verblijven met het oog op den welstand en de gezondheid van de arbeidende klasse. Die staat omvat ongeveer 200 woningen, die gij met denzelfden hoofdagent Quakx, en den agent Elbers hebt bezocht.
Kunt gij ons in weinige woorden den indruk weergeven dien deze woningen op u hebben gemaakt?
A. De huizen in het Quartier Amilie en achter de papierfabriek zijn regelmatig ingericht.
6316. V. De eerstgenoemde zijn voor rekening van den heer Pierre Regout opgericht?
A. Ja. Zij zijn zeer doelmatig. Die op den Boulevard hebben twee kamers en een bovenkamer, zolder en afzonderlijk privaat. De hoekhuizen zijn grooter en dus iets duurder.
6317. V. En de woningen waar overigens de werklieden wonen, hoe zijn die?
A. Die in de Pompenstraat zijn zeer slecht.
6318. V. Neen, in het algemeen bedoel ik.
A. In het algemeen gaat het nog al, op enkele uitzonderingen na.
6319. V. U zult wel kunnen beschrijven hoe zulk een arbeiders-gezin is gehuisvest. Hoe woont zulk een gezin?
A. Men heeft er die met vrouw en 6 kinderen op een kamer wonen.
6320. V. Zijn dat dan ruim verlichte vertrekken?
A. Neen, vele zijn klein en bedompt, vooral in de Pompenstraat.
6321. V. Hoeveel wordt voor één zoo'n kamer betaald?
A. Gemiddeld 60 cent per week. Dan eens wat meer, dan wat minder ....
6338. De Voorzitter: Hebt gij nog iets mede te deelen, dat ons van nut kan zijn?
A. Neen.