Nederduytsche dans.
Stem: de Minnevreugd.
IK groet u schoone Silvia geprezen,
Ach Liefje zoet! laat ik uw Dienaar wezen,
Gy koomt my in 't gemoet, Ach! mynen Engel zoet,
Als ik u Maget zie, verandert myn gemoet:
Dan was myn hert uit al de druk en pyn.
2.[regelnummer]
Zoete Herd'rin, gy zyt myn welbeminde,
Geen schoonder is 'er op de waereld te vinden,
Want uwe roodermond, Uw borsjes appel rond,
Die hebben myn het diepste van myn ziel doorwond,
Uw oogjes staan zoo helder als kristaal.
3.[regelnummer]
Zoet Herder zoet, houd op van zoo te klagen,
Ik wil myn Vee te Velden in gaan jagen:
Of meend gy dat een Maagt, uw lammenteren agt;
Om dat een Herder doet zoo zoet zyn minneklagt;
Neen Herder! ik moet gaan,
En myn schaapjes blyven staan,
Want al uw klagen is om niet gedaan.
| |
4.[regelnummer]
Laat my uw Vee en Schaapjes helpen weiden,
Want voor de Wolf zal ik ze wel bevreiden,
Met mynen Hond en mynen Herders staf,
Zal ik ze van de Kooi wel helpen dryven af;
Ik zal u in het groen, op myn Fluit veel eer aandoen;
En speelen een Lied g'lyk de Herders doen.
5.[regelnummer]
ô Schalk! ô Vos! hoe kunt gy Herder speelen,
Met uwen mont zoekt gy myn hert te steelen,
Al door het zoet gevlei: Raakt meenig in geschrei,
Een Maagt moet voor haar zien, dat zy niet raakt in lei,
Raakt 'er menig in 't verdriet,
En ach! ik geloover de Harders niet.
7.[regelnummer]
Ach Herderin! myn Silvia geprezen,
Ach Liefje zoet! laat ik uw Dienaar wezen;
Zie daar, daar is myn hand, myn trouw tot onderpand,
Myn Engel, myn Beminde, schoonste van het Land,
Myn Schaapjes weest verheugd,
En ik zal in eer en deugd,
Een kransje uw gaan vlegten voor de jeugd.
7.[regelnummer]
Zoet, Herder zoet, houd op van zoo te leven,
Ik ben van zints om u myn trouw te geven,
En ik schenk u myn hert, en dat voor alle smert,
Om dat gy my getoond hebt een zoo'n trouwen hert,
Plukt Bloemen en het Kruit,
En vlegt Kransjes voor de Bruit,
Daar meede is alle myn klagen uit.
Slot-zang.
Verlaat Bachus baan, lieve Veld Godinne,
Speelt nu het spel, laat het Muziek beginne,
| |