Apollo's vastenavond-gift. Voorzien met de nieuwste en aangenaamste minne- harders- en bruylofs gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs gezangen– Auteursrechtvrij
[pagina 82]
| |
Wat is het ook guurtjes?
Wat zo dan, nu houje je woord,
Tree binnen Katlyntje, Koom kyk eens na 't kleintje
Neemt ieder een stoel met een stoof.
Baker hoe vaart de Vrouw? Die is nu zeer gouw.
Zy bakert het Rotje, En vult het zyn strotje.
Wat zo dan, och arreme sloof!
2.[regelnummer]
Dag Kaatje, dag Buurtjes, zyt wellekoom t'zaam.
Hoe gaat het Buurwyfje? hoe staat het met 't Kraam?
Waar is je klein krotje? Koom hier jou zoet Rotje.
Nou Klaartje, ze schreeuwt uit haar aam!
Jou stoute Kabouter; zo Klaartje, dat 's louter!
Se florst, dat het dreunt in myn hand!
't Klein en onnoozel Kind, Dat lost nu veel wind.
Wat heb jy 't nou druk heer! wel Kraamheer, geluk weer;
Geen drukker Man is 'er in 't land.
3.[regelnummer]
So Kraamheer en Kraamvrouw nu is 'er geen lens;
Je hebt nu een dubbele rykeluy wensch.
Een Krisje met Klaartje, En twee met een staartje.
Dat 's waar, maar ik ben een zwak Mensch.
Och! zo 't tot ons beste was, 'k wou dit het leste was,
Mietje; het zou zo wel gaan:
'k Heb 'er nu acht gehad, Ik ben 't al lang zat.
Och Kaatje, dat praaten, Dat kan toch niet baaten,
Jou Man moest dat ook zo verstaan.
4.[regelnummer]
Wat zit dat klein Krotje lief net in die luur,
Zei Hester en Mietje; Wel Marytjebuur,
't Onnoozele Schaapje, Is styf in slaapje;
Wat haalde jou Mempje jou zuur!
Zy mag 'er wel woonen, Wat hetze roô koonen,
En wangetjes dik ende bol.
Wyfje hoe is 't met 't zog? Is 't weg? Och! ja tog:
Myn zog is verdweenen: Myn borsten en speenen
Zyn nu al zo plat als een schol.
5.[regelnummer]
't Is lastig de Kleintjes te kweeken met pap;
| |
[pagina 83]
| |
Maar als die sprouwtootjes zo spelen hap, hap,
Wat is 'er dan ook met De tepels een spook! Get!
Hoe trekt dan dat goedje de kap.
Dan lyen die Vrouwtjes, Veel pyn door die Bouwtjes.
Wat heb ik dat dikmaal bezogt;
Want zo ik zoog door een, Klein jong schaape-speen,
Dan schreeuwde myn kopje: Dan kreeg ik het dropje.
Ik heb zo wat over gebrogt.
6.[regelnummer]
Nu lustig Buurwyfjes, tast toe tog, kom, kom,
Kom Baker, deel gy nu de kopjes eens om.
Dat 's lekker kandeeltje, Vol suyker en kneeltje.
Nu lyken de Wyfjes wel stom.
Ey zit niet te droomen, Je moet hier niet schroomen,
Gebuurtjes: ei laatje nlet noôn.
Baker kom deelt in 't rond, Nu wat muizestront.
Eerst Kraamvrouw, met vreden, Een stukje gesneden
De glaasjes spoelt die dan eens schoon.
7.[regelnummer]
Za, lustige Wyfjes, kom veegt nu de kroes.
Za, spoelt hem zyn bolletje, speelt maar avous;
't Zal (laat ik je voorgaan) Op 't kindermaaldoorgaan
Neemt vry nu een halleve roes.
Wilt klinken en drinken, De Kraamheer zal schenken
Zo, strykt tog het Wyntje wat neêr,
Zo je de welstand mint, Van de Moer en 't Kind,
Vergeet niet ter deegen, De kruiken te veegen,
Zo kom je ligt 't ander jaar weêr.
|
|