Apollo's vastenavond-gift. Voorzien met de nieuwste en aangenaamste minne- harders- en bruylofs gezangen
(ca. 1750)–Anoniem Apollo's Vastenavond-Gift. Voorzien met de Nieuwste en Aangenaamste Minne- Harders- en Bruylofs gezangen– Auteursrechtvrij
[pagina 23]
| |
My zoo dikmaal heb gevoed;
Zoo gy immers haast wilt enden,
Wilt my maar verzekering zenden.
Ach! ik kan van myn geval,
Zoo veel trouwheid naau gelooven,
Goden! wat gevoel ik al?
Wat geluk gaat my te boven;
Mits haar oogen, die zoo straf
In 'er lieve voorhooft blonken,
Zoo verand'ren in haar lonken,
Dat ik my, in plaats van 't graf,
Datze scheenen my te graven,
Mag met duizend zoetheên laven.
Want ik voel, in plaats van schrik,
In my de verzekertheden,
Voor de vreeze, alle oogenblik,
Zoo bevesten, dat ik reeden
Van verwondren heb; en zie
Het onwinbaar als gewonnen,
Wie zou nu myn vreugden konnen
Melden van de geene, die
Nooit zoo wenschelyke dingen,
Van de hooge Goôn, ontfingen,
Het volmaakt en zoet verbond
Van onz' wel vereende willen,
Tart het noodlot, dat bestond
Al 'er nyd daar op te spillen;
Maar haar hert, vol kuische min,
Wooning heeft in 't myn verkooren,
Dies, myn wensch 'er wensch gebooren,
Ik mag leven, naar myn zin;
Mits de hemel, zoo geregeld,
Haar aanbieden, nog gezegeld.
Groene beemden, schoone vloen,
Beekjens, die zoo minn'lyk loopen,
Goôn, mag zig een minnaar voên
| |
[pagina 24]
| |
Met zoo aangename hoopen!
Gun my dat ik ga, 't is tyd;
'k Zie de Zon al digt aan 't laagen;
Uuren, die my duurt als dagen,
Dagen, die my Jaaren zyt,
Brengt geluk, dat ik verwagte,
'k Zal my uw verpligtig agte.
|
|