| |
De kwakzalver.
Of Jan-Pottagie, op de Mart.
Stem: { Balet de Snyf-Tabak, enz.
{ Engelsche Forlaan.
1.
Loop an, za Mannen, zie zo den bruy!
Loop an, 'k heb heden een Milden buy,
Za, Ouwden en Jonge, kom, loop, loop, loop,
Ik geef je myn' Kruyden de dolle koop.
Dit Doosje Balzem, deez' Kruyden en Zalf,
| |
| |
Dat geef ik te zamen nu voor een Zestalf,
Voor een' Blauwe Scheen, en die Pil met een',
En dan nog die Bal, en witte Steen,
Daar by hebt gy dit Olitje,
Dienstig voor 't Slym en Graveel;
Het Maaldje de Gruyzeling (by myn keel!
Al Pistenje Stenen) zo fyn als Meel,
En 't maaktje het Ingewand als Fluweel,
Probatum aan Theunis de Boer en Neel!
Wat heb ik vele Ouwden en Jonge Lien,
De Deugden myns Kruyden en Zalf (misschien
Wel een Jaar of tien, wel een Jaar of tien,
Of meer) de kragt van dien, doen zien!
'k Ben overal waar ik maar kom, Vermaard,
Geen beter Medicus hier op Aard,
Kom, toon dan, is je het Leven waard,
Dat gy uw's Gezondheyds Beminnaars zyt,
En maakt me myn Kruyden en Balzum kwyt.
2.
Wat heb ik menigen Kuur gedaan,
Met deez' roemwaardigen Orvitaan,
Die, zo je bent Kwalyk verzeild geweest,
Ut Murrebum Gallicum fix Geneest,
Hy droogt uw' druypende Neuzen op, strak,
| |
| |
Al draagjen 't Doosje maar in je Zak,
In een week of twe, zonder Pyn of Weê,
Daarom neemt nu elk een Doosje meê,
Hier menigen Ezel Gepromoveert,
Tot Leyden en Leuven, heel lang verkeert,
By Luyden van Harssenen, en Geleerd,
Deez' Brieven, en Zegelen, my vereerd,
Van Keizers en Koningen Prezenteert
Myn' Daden en Glory, met Schrift en Hand,
De Wereld doorrys ik van Land tot Land,
Schier aan allekant. Is 'er ook ymant,
En Aangename Trant, in Tant
Of Kiezen te trekken, Proberen wil?
Zie daar, ('k Zweer het je by myn Bil)
Die ligt ik Zagtjes met deze Spil,
Of zo je met Zinkingen zyt gekweld,
Ik zal ze verdryven voor weynig Geld.
3.
Maar zagt! ik zeylde daar West en Oost,
Dees Poejer noem ik de Vrouwetroost,
Om dat ze het Mannetje helpt te Paard,
En 't Wyfje heel levendig onder de Aard,
Zy Koelt en Wakkert het Wintje, zy spoeyd,
Het werk, wanneer men na Volewyk roeyd,
De Schout by Nagt, na geen Slapen tragt,
| |
| |
En ze geeft de Vrouw weer Nieuwe kragt,
De Morssige plekken verdryven schier,
(Ik meen uyt de kleren) Die Pil met Bier
Gebroken, en Warrem gemaakt op 't Vier,
Verdryft je de kwelling der Wormen, Knier
Die Kakten 'er duyzend in een kwartier,
Die Balzem gesmolten, en Man of Wyf,
Gevreven aan Tepel, aan Knie of Schyf,
Zo Een uur of Vyf, voor het vuur heel styf,
En van een sterk bedryf in 't Lyf,
De Tering, Katarnn', Humeur, kwa Lugt
En Speen of Aamby, het neemt de Vlugt,
Roo loop, de Geel en de Waterzugt,
Al waarje zo Dik als een Ton, en Bol
Van 't Water, je pist'er van Emmers vol!
4.
Nu dan Kurjeuze Liefhebbers, sa,
Sa! Koop provizie dan, eer ik gâ,
Voor Podegra, Lammigheyd, Jigt met een
Voor allerly Koorssen, Graveel en Steen,
Voor Doofheyd, Ruyssen en Tuyten in 't Oor.
Voor lopende Ogen, kwa Magen, en voor
Alle Slym, die met kwa Verstopping zet,
En het Koken van de Maag belet,
Voor Stinkende Kelen en vuile Mond,
| |
| |
Voor Houwen en Steken, Gezwel en Wond,
Voor Beten van Vlojen en Dollen Hont,
Voor Puysten in 't Aangezigt, Paars en Bont,
Voor Zeren en Zweren, het maakt terstond,
Kwa Zeren en Kanker, Gezond en Ryn,
't Verdryft de Squinantie en 't Flerezyn,
't Is een Medeçyn, 't Is een Medeçyn,
Voor alderhande Pyn Souryn!
't Kolyk en het Pleuris moet weg in't kort,
Daarom Liefhebbers, al die wat schort,
Koop nu tog eerje bedrogen word,
Smyt, benje uw Kwelling en Lyden moe?
Maar yder een Handschoen of Neusdoek toe.
|
|