Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva(1741)–Anoniem Apollo's St. Nicolaas-gift aan Minerva– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Filander en Amarante. Stem: Courante la Reine. 1. Lest als ik Amarant' In 't Lommer van de Bomen, Vond leggen Dromen Aan een Waterkant Ontregen, had Kupido zyn Boog gespant, Een lugtig Windje blies van veer Om haaren Hals, de Lokjes heen en weer, Wanneer het Wigje, Vloog met zyn Schigje, Op haar Boezem neêr. [pagina 51] [p. 51] 2. Hy kust haar lieven Mond, Daar Roos en Fiolieren, Om stryt op Zwieren, En vertrok terstond, Ag! riep myn Engel, ag! ik ben gewond? Filander, ag! ik voel uw Min; Uw' Schigjes dringen tot myn Boezem in, Ik sterf ag Herder Wond my niet verder, Helpt uw' Harderin. 3. Helaas wat zoud ik doen; 'k Gink op dit lieffelyk Zeggen, My by haar Leggen, In 't bedaude Groen; Met kus op kus haar Sluymer Lusjes voen; Maar Hemel toen myn Mond en Hand, De purpere Tipjes van myn Amarant, Haar Boezem drukte (Dat my gelukte) Vloog ik voort in Brant. 4. Gelyk een Bey in 't Velt, Haar wiekjes uyt komt strekken, Om Dauw te lekken, Daar de Lym af zwelt; En zig op 't Keurigst zoet der Roosjes stelt, Zo lepte ik ook het zoetste Ambroos, Van Amarant, myne uytverkoore Roos, [pagina 52] [p. 52] Tot dat ik maakte Zy, toen ze ontwaakte, My tot Bruydegom koos. Vorige Volgende