Apollo of Ghesangh der Musen
(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– AuteursrechtvrijStemme: Alst begint.GHy zijt schoone Maghet,
Van den Hemel onghefaalt,
Hier neer ghedaalt:
Wie soude men doch vinden
Op aarden, die kan binden
De herten onvertsaghet?
| |
[pagina 77]
| |
Als ghy, die daar niet veel na vraghet.
Die treffelijckheden
Die in u klaar aanschijn
Vergadert zijn,
Die kennen vvel doen blijcken,
Dat ghy sonder ghelijcken,
Niet trecket van beneden,
Soo veel Enghelsche schoonheden.
Als ick aenschouvve
Het doode tafereel,
’T vvelck een kleyn deel,
Doet stommelijck vertoonen,
Vws lijfs niet om verschoonen,
Dan vvordt mijn hert door houvven
Met onuytsprekelijcke rouvve.
Het moet my rouvven,
Dat ick niet mach als ghy,
Van d’Hemel bly,
D’onsterffelijcke Goden,
Als mijn voor-ouders nooden;
Op dat ick mocht Me-vrouvve,
Ooc God, u schoon Godinne trouvven.
|
|