Apollo of Ghesangh der Musen(1615)–Anoniem Apollo of Ghesangh der Musen– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] Sonnet. Het eerste van de Schoonheyt. VRoegh in den dagheraadt, de schoone gaat ontbinden, Den gouden blonden tros, citroenich van coleur, Gheseten in de lucht, recht buyten d’achter-deur, Daar groene wijngaart loof, oyt louwen muyr beminden. Dan beven amoureus, de lieffelijckste winden, In ’t ghele sijdich hayr, en groeten met een geur, Haar Goddelijck aanschijn, op dat sy dese keur Behieldt, van daghelijcx haar daar te laten vinden. Gheluckigh is de kam, verguldt van Elpen-been, Die dese vlechten streelt, dit waardigh zijnd’ alleen; Gheluckigher het snoer, dat in haar dicke tuyten Mijn ziele mee verbindt, en om ’t hooft gaat besluyten, Hoewel ick ’t liever sie wildt-golvich na sijn jonst, Het schoone van natuyr passeert doch alle konst. Vorige Volgende