Antilliaanse Cahiers. Jaargang 3(1957-1959)– [tijdschrift] Antilliaanse Cahiers– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 13] [p. 13] XI Uw glimlach zegt: het is recht dat ieder strijdt voor wat hij had: uw glimlach vraagt: maar wijs mij aan den negerman een vijand. gij vangt mijn hart in groot gelijk: waarom dit immer strijden, als geen hem ooit heeft wat misdaan? is niet iedereen zijn vriend, streelt niet iedereen de kralen van zijn stil-eenvoudig hart? vindt hij niet in elke straat een open deur in het witte woud; en verwenning soms - zoals men eenzaam dwalende dieren verwent, en wollige katten in medelijden op de schoot van oude vrouwen? - heeft hij niet alles in het witte woud, een bed, en brood en doffe medelijden.... zolang hij neger man zijn anders-zijn, zijn neger-zijn gedenkt? Vorige Volgende