Hij heeft een glunderend gezicht waarop zelfgenoegzaamheid en onderworpenheid staan te lezen, en hij rookt een sigaar. Naast hem een dame van middelbare leeftijd met een gezicht waarop zelfgenoegzaamheid en onderworpenheid staan te lezen. Achter in de wagen zes kinderen, leeftijd van 3 tot 11 jaar. De auto is weer voorbij, maar ik sta er nog, als een idioot die een geestesverschijning heeft gezien. Man, vrouw en een Vauxhall vol met kinderen, Jezus Christus!
Er zijn zoveel andere dingen die mij van streek kunnen brengen.
Mijn buurjongetje komt voorbij. Hij is gestoken in zijn padvinders-uniform en op zijn rug draagt hij een volbepakte rugzak. ‘Wij gaan de Grote Berg beklimmen, mijnheer!’ Hij is een en al enthousiasme.
Ik zit in de bioscoop en zie de ogen van Montgomery Clift, rare ogen, doordringend, maar ze verbergen iets. Wat verbergen ze?
Ik ontvang een kerstkaart van een meisje, dat ik drie jaar geleden in San José, Costa Rica, heb ontmoet.
‘Buenos días, señor, feliz día’, zegt de Columbiaanse winkelier als ik 's morgens in mijn auto stap om naar kantoor te gaan. Feliz día! Waarom moet de man dat zeggen?
Ik open het ochtendblad en lees uit een advertentie dat Karel en Magda zich hebben verloofd.
Ik zie een Portugese tuinman een heg van bloeiende cayena-struiken scheren.
Ik zie oude Pé voor zijn huisje zitten. Hij fluit een oude wals en is bezig met het verzagen van cadushi-stammen tot plankjes, waarvan hij mooie kistjes maakt.
Andere dingen, kleine dingen.
De wierookgeur die op oudejaarsavond uit alle huizen komt.