| |
| |
| |
Bibliografie
Edities
Hoffmann von Fallersleben, H. (ed.), Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. Nach dem einzigen noch vorhandenen Exemplare hrsg. Hannover 1855. (Horae Belgicae, 11) |
Koepp, J. (ed.), Untersuchungen über das Antwerpener Liederbuch vom Jahre 1544. Antwerpen 1929. |
Hellinga, W. Gs. (ed.), Een Schoon Liedekens-Boeck. in den welcken ghy in vinden sult. veelderhande liedekens. oude ende nyeuwe om droefheyt ende melancolie te verdryven. 's-Gravenhage 1941. |
Vellekoop, K., H. Wagenaar-Nolthenius, W.P. Gerritsen, A.C. Hemmes-Hoogstadt (ed.), Het Antwerps Liedboek. 87 melodieën op teksten uit ‘Een Schoon Liedekens-Boeck’ van 1544. 2 dln. Amsterdam 1972. |
Joldersma, H. (ed.), ‘Het Antwerps Liedboek’: a critical edition. 2 dln. Ann Arbor, MI 1982. - [Proefschrift Princeton] |
| |
Literatuur
Adema, H., ‘Contrafacten in het Antwerps liedboek’, in: R. Wegman en E. Vetter (red.), Liber amicorum Chris Maas: essays in musicology in honour of Chris Maas on his 65th anniversary. Amsterdam 1987, p. 54-82. |
Allan, F. e.a., Geschiedenis en beschrijving van Haarlem, van de vroegste tijden tot op onze dagen. 4 dln. Haarlem 1874-1888. |
Alpers, P., Alte niederdeutsche Volkslieder mit ihren Weisen. 2e dr. Münster 1960. |
Anrooij, W. van en Th. Mertens, ‘“Een cort jolijt”. Middelnederlandse
|
| |
| |
spreukstrofen met het rijmschema aabccb’, in: F. Willaert e.a., Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam 1992. (Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen, 7), p. 219-233, 397-399. |
Baelde, M., De collaterale raden onder Karel V en Filips II (1531-1578). Bijdrage tot de geschiedenis van de centrale instellingen in de zestiende eeuw. Brussel 1965. (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, klasse der letteren, jaargang 27, nr. 60). |
Baert, B. en V. Fraeters (red.), Aan de vruchten kent men de boom. De boom in tekst en beeld in de middeleeuwse Nederlanden. Leuven 2001. (Symbolae. Facultatis Litterarum Lovaniensis. Series b, 25). |
Barend-van Haeften, M. e.a. (samenst.), Wilhelmus en de anderen. Nederlandse liedjes 1500-1700. Amsterdam 2000. (Tekst in Context, 4). |
Bax, D., ‘Uit de geschiedenis van het volkslied: Een boerman hadde een dommen sin’, in: Nederlandsch tijdschrift voor volkskunde 40 (1935-1936), p. 10-25. |
Bax, D., met een musicologische toelichting van R. Lenaerts, ‘Het wereldlijke lied van de xvie eeuw’, in: G.S. Overdiep e.a., De letterkunde van de Renaissance tot Roemer Visscher en zijn dochters, dl.3 van F. Baur e.a., Geschiedenis van de letterkunde der Nederlanden. Antwerpen [etc.] 1944, p. 242-275. |
Bax, D., ‘Aloncius prophecie’, in: De nieuwe taalgids 43 (1950), p. 116-117. |
Beckers, H., ‘Die mittelfränkischen Rheinlande als literarische Landschaft von 1150 bis 1450’, in: Zeitschrift für deutsche Philologie 108 (1989), Sonderheft: H. Tervooren en H. Beckers (red.), Literatur und Sprache im rheinisch-maasländischen Raum zwischen 1150 und 1450, p. 19-49. |
Benthem, J. van, ‘“O Venus bant”: de minnaar in tweestrijd’, in: R. Wegman en E. Vetter (red.), Liber amicorum Chris Maas: essays in musicology in honour of Chris Maas on his 65th anniversary. Amsterdam 1987, p. 26-34. |
Bergevoet, M., ‘Dirk i van Bronckhorst-Batenburg op bedevaart. Het ontstaan van een pelgrimslied (± 1450)’, in: Tweestromenland 10 (1974), p. 36-46. |
Bergmann, J. (ed.), Das Ambraser Liederbuch vom Jahre 1582. Stuttgart 1845. (Bibliothek des literarischen Vereins Stuttgart, 12). |
Bernouilli, E. en H.J. Moser (ed.), Das Liederbuch des Arnt von Aich (Köln um 1510). Kassel 1930. |
Biemans, J. e.a. (ed.), Het handschrift-Borgloon. Hs. Amsterdam, Universiteitsbibliotheek (UvA), I A 24 l, m, n. Hilversum 2000. (Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden, 5). |
| |
| |
Biervliet, L. van, ‘Een oudt liedeken op het beleg van Nieuwpoort 1489’, in: Biekorf 76 (1975-1976), p. 193-206. |
Biezen, J. van en M. Veldhuyzen (ed.), Souterliedekens 1540. Facsimile-edition, with introduction and notes. Z. pl. 1984. (Facsimile of Dutch Songbooks, 2). |
Bleyerveld, Y., Hoe bedriechlijck dat die vrouwen zijn. Vrouwenlisten in de beeldende kunst in de Nederlanden circa 1350-1650. Leiden 2000. |
Blockmans, W.P. (2000a), Keizer Karel V 1500-1558. De utopie van het keizerschap. Leuven [etc.] 2000. |
Blockmans, W.P. (2000b), ‘Der Kampf um die Vorherrschaft in Europa’, in: Kaiser Karl V. (1500-1558). Macht und Ohnmacht Europas. Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland. Bonn/Wien/Genève-Milano 2000, p. 16-25. - [Catalogus] |
Blockmans, W.P. en T. Neijzen, ‘Functions of Fiction: Fighting Spouses around 1500’, in: W.P. Blockmans en A. Janse (red.), Showing Status. Representations of Social Positions in the Late Middle Ages. Turnhout 1999. (Medieval Texts and Cultures of Northern Europe, 2), p. 265-276. |
Böhme, F.M., Altdeutsches Liederbuch. Volkslieder der Deutschen nach Wort und Weise aus dem 12. bis zum 17. Jahrhundert. Leipzig 1877. Herdruk Hildesheim 1966. |
Boheemen, F.C. van en Th.C.J. van der Heijden, Retoricaal memoriaal: bronnen voor de geschiedenis van de Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw. Delft 1999. |
Bom, J. van der, ‘Maarten van Rossum en de publiciteit’, in: Literatuur 2 (1985), p. 11-17. |
Bonda, J.W., ‘Zotheid in muziek. Composities met zotte tekst in de zestiende eeuw’, in: F. Willaert e.a. (red.), Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam 1992. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 7), p. 268-286, 413-416. |
Bonda, J.W., De meerstemmige Nederlandse liederen van de vijftiende en zestiende eeuw. The Polyphonic Songs in Dutch of the Fifteenth and Sixteenth Centuries. Hilversum 1996. - [Proefschrift Utrecht] |
Bonda, J.W., ‘Antwerpen 1551. Tielman Susato roept op in de eigen taal te componeren. Meerstemmige liederen op Nederlandse teksten’, in: L.P. Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis der Nederlanden. 2e dr. Amsterdam 2002, p. 152-159. |
Boone, M., ‘Ambtenaren’, in: W. Prevenier, Prinsen en poorters. Beelden van de laat-middeleeuwse samenleving in de Bourgondische Nederlanden 1384-1530. Antwerpen 1998, p. 93-111. |
Boor, H. de, e.a (ed.), Mittelalter, dl. 1 van Die deutsche Literatur. Texte und Zeugnisse. 7 dln. München 1965. |
| |
| |
Bostoen, K., ‘Uit de nalatenschap van Prof. Dr. D. Bax’, in: Dokumentaal 7 (1978), p. 35-36. |
Braekman, W.L., ‘Van “Sinte Reinuut” en zijn schip’, in: Volkskunde. Driemaandelijks tijdschrift voor de studie van het volksleven 81 (1980), p. 280-301. |
Braekman, W.L. (ed.), Dat bedroch der vrouwen: tot een onderwijs ende exempel van allen mannen ionck ende out, omdat si sullen weten, hoe bruesch, hoe valsch, hoe bedriechlijk dat die vrouwen zijn. Naar het unieke volledige exemplaar van de Utrechtse druk van Jan Bernts. van circa 1532. Brugge 1983. (Vroege volksboeken uit de Nederlanden, 1). |
Braekman, W.L., ‘Nieuwe vroegzestiende-eeuwse versie van “Te Brunswijc staet een casteel”’, in: Volkskunde. Driemaandelijks tijdschrift voor de studie van het volksleven 91 (1990), p. 73-79. |
Braekman, W.L., ‘Geestelijke en wereldlijke liederen en spreuken uit Brugge (vroeg 16de eeuw?)’, in Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Taal-en Letterkunde. N.R. Gent 1996, p. 109-136. |
Brandi, K., The Emperor Charles V. The Growth and Destiny of a Man and of a World-Empire. Vert. C.V. Wedgwood. London 1939. |
Brednich, R.W., ‘Schwänke in Liedform’, in: Gedenkschrift für Paul Alpers. Hildesheim 1968, p. 69-90. |
Brednich, R.W. (1973a), ‘Erotisches Lied’, in: R.W. Brednich e.a. (red.), Handbuch des Volksliedes. Band I: Die Gattungen des Volksliedes. München 1973, p. 575-615. |
Brednich, R.W. (1973b), ‘Schwankballade’, in: R.W. Brednich e.a. (red.), Handbuch des Volksliedes. Band I: Die Gattungen des Volksliedes. München 1973, p. 157-203. |
Brednich, R.W. (ed.), Die Darfelder Liederhandschrift 1546-1565. Unter Verwendung der Vorarbeiten von Arthur Hübner und Ada-Elise Beckmann. Münster 1976. (Schriften der Volkskundlichen Kommission für Westfalen, 23). |
Brednich, R.W., ‘Das Fräulein von Britannien’, in: Verfasserlexikon 1978, dl. 2, p. 884-885. |
Brinkman, H., Dichten uit liefde. Literatuur in Leiden aan het einde van de Middeleeuwen. Hilversum 1997. (Middeleeuwse studies en bronnen, 53). |
Brinkman, H. en J. Schenkel (ed.), Het handschrift-Van Hulthem. Hs. Brussel, Koninklijke Bibliotheek van België, 15.589-623. 2 dln. Hilversum 1999. (Middeleeuwse Verzamelhandschriften uit de Nederlanden, 7). |
Bruning, E., M. Veldhuyzen, H. Wagenaar-Nolthenius (ed.), Het geestelijk lied van Noord-Nederland in de vijftiende eeuw. De Nederlandse liederen van de handschriften Amsterdam (Wenen ÖNB 12875) en Utrecht (Berlijn MG 8o 190). Amsterdam 1963. (Monumenta Musica Neerlandica, 7). |
| |
| |
Burke, P., Volkscultuur in Europa 1500-1800. Vert. J. Engelsman. Amsterdam 1990. |
Buuren, A.M.J. van, ‘De “gradus amoris” in de ballade van Brunenburch’, in: De nieuwe taalgids 77 (1984), p. 44-47. |
Buuren, A.M.J. van, ‘Geertruyd van Oosten and “Het daghet in het oosten”’, in: M. Wintle e.a. (red.), Modern Dutch Studies. Essays in honour of Peter King on the occasion of his retirement. London 1988, p. 75-87. |
Buuren, A.M.J. van, ‘“Die werelt hielt my in haer gewout”. Suster Bertken, haar biografie en haar vijfde lied’, in: Nederlandse letterkunde 6 (2001), p. 124-137. |
Buuren, M. van en P. Wackers, ‘Het dubbele gelijk. Interpretatie van het “Het daghet inden oosten”’, in: Revisor 9,4 (1982), p. 52-63. |
Coigneau D., ‘[Rec. van] Het gilde van de Blauwe Schuit’, in: Spiegel der Letteren 22 (1980), p. 124-133. |
Coigneau, D., Refereinen in het zotte bij de rederijkers. 3 dln. Gent 1980-1983. |
Coigneau, D., ‘Rederijkersliteratuur’, in: M. Spies (red.), Historische letterkunde. Facetten van vakbeoefening. Groningen 1984. (Spektator cahiers, 3), p. 35-57 |
Coigneau, D., ‘“Een vreughdich liedt moet ick vermanen”: positie en gebruikswijzen van het rederijkerslied’, in: F. Willaert e.a. (red.), Een zoet akkoord: Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam 1992. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 7), p. 255-267, 404-413. |
Coigneau, D., ‘Gescheiden en toch samen: refreinen en liederen van Henrick Aerts van Bocstel (1576)’, in: F. Willaert (red.), Veelderhande Liedekens. Studies over het Nederlandse lied tot 1600. Symposium Antwerpen 28 februari 1995. Leuven 1997. (Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis, 2), p. 160-181. |
Coigneau, D., ‘Retoricale productieregeling’, in: R. Jansen-Sieben, J. Janssens, F. Willaert (red.), Medioneerlandistiek. Een inleiding tot de Middelnederlandse letterkunde. Hilversum 2000. (Middeleeuwse studies en bronnen, 69), p. 129-137. |
Coigneau, D., ‘Muziek bij de rederijkers’, in: L.P. Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis der Nederlanden. 2e dr. Amsterdam 2002, p. 116-121. |
Cornelius, C.A., Berichte der Augenzeugen über das Münsterische Wiedertäuferreich. Münster 1853. Herdruk Münster 1965. (Die Geschichtsquellen des Bisthums Münster, 2). |
Coupe, W.A., ‘Ungleiche Liebe - A Sixteenth-century Topos’, in: The Modern Language Review 62 (1967), p. 661-671. |
Cramer, N.A., Inleiding op eene uitgave der Reis van Jan van Mandeville,
|
| |
| |
naar de Middelnederlandsche handschriften en incunabelen. Leiden 1908. - [Proefschrift Leiden] |
Curschmann, M., ‘Jüngeres Hildebrandslied’, in: Verfasserlexikon 1983, dl. 4, p. 918-922. |
Damsteegt B.C., (ed.), G.A. Bredero's Het daget uyt den Oosten. Met als bijlage Een oudt liedeken. Culemborg 1976. (De werken van Gerbrand Adriaensz. Bredero, 13). |
Debaene, L., De Nederlandse volksboeken. Ontstaan en geschiedenis van de Nederlandse prozaromans, gedrukt tussen 1473 en 1540. Antwerpen 1951. Herdruk Hulst 1977. |
Decorte, J., ‘Naar Zijn beeld en gelijkenis: de ziel’, in: M. Stoffers (red.), De middeleeuwse ideeënwereld, 1000-1300. Hilversum 1994. (Middeleeuwse studies en bronnen, 63), p. 201-232. |
Deutsche Volkslieder mit ihren Melodieen: Balladen. 10 dln. 1935-1996: dl. 1: J. Meier (red.), Berlin 1935; dl. 2: J. Meier (red.), Berlin 1939; dl. 3/1: J. Meier (red.), Berlin 1939; dl. 3/2: J. Meier (red.), Berlin 1954; dl. 4: E. Seemann e.a. (red.), Berlin 1959; dl. 5: W. Heiske (red.), Freiburg i. Br. 1967; dl. 6/1: R.W. Brednich (red.), Freiburg i. Br. 1974; dl. 6/2: R.W. Brednich (red.), Freiburg i. Br. 1976; dl. 7: J. Dittmar e.a. (red.), Freiburg i. Br. 1982; dl. 8: O. Holzapfel (red.), Freiburg i. Br. 1988; dl. 9: J. Dittmar e.a. (red.), Freiburg i. Br. 1992; dl. 10: O. Holzapfel (red.), Freiburg i. Br. 1996. |
Does, J.C. van der, Maarten van Rossem. De glorieuse Geldersche legeraanvoerder. Utrecht [1943]. |
Dongen, J. van, Tien Middelnederlandse meerstemmige liederen uit Handschrift Brussel KB II. 270. Een kritische editie met inleiding. 's-Hertogenbosch 1998. - [Doctoraalscriptie Utrecht] |
Dongen, J. van, ‘Melodieën voor het Windeken. Een gesprek aan tafel’, in: B. Besamusca e.a. (red.), Hoort wonder! Opstellen voor W.P. Gerritsen bij zijn emeritaat. Hilversum 2000. (Middeleeuwse studies en bronnen, 70), p. 57-62. |
Doornbosch A., Onder de groene linde. Verhalende liederen uit de mondelinge overlevering. M. van Dijk e.a. (red.). 3 dln. Amsterdam 1987-1991. |
Dresen-Coenders, L., ‘De strijd om de broek. De verhouding man/vrouw in het begin van de moderne tijd (1450-1630)’, in: De Revisor 4,6 (1977), p. 29-37, 77. |
Dresen-Coenders, L., ‘De machtbalans tussen man en vrouw in het vroegmoderne gezin’, in: H. Peeters e.a. (red.), Vijf eeuwen gezinsleven. Liefde, huwelijk en opvoeding in Nederland. Nijmegen 1986, p. 57-98. |
Dronke, P., The Medieval Lyric. 2e uitg. London 1978. |
Duinhoven, T., ‘Het daghet inden oosten’, in: C. Hamans e.a. (red.), In
|
| |
| |
dienst van de tekst: 17 Interpretaties van poëzie. Amsterdam 1987, p. 14-22. |
Dumolyn, J., De Brugse opstand van 1436-1438. Kortrijk-Heule 1997. (Standen en landen, 101). |
Dupont, G., Maagdenverleidsters, hoeren en speculanten. Prostitutie in Brugge tijdens de Bourgondische periode (1385-1515). Brugge 1996. (Vlaamse Historische Studies, 10). |
Duyse, Fl. van, Het oude Nederlandsche lied: wereldlijke en geestelijke liederen uit vroegeren tijd. Teksten en melodieën. 3 dln. 's-Gravenhage 1903-1908. Herdruk Hilversum 1965. |
Eemeren, G. van, ‘Het lied “Van Thijsken vanden Schilde’. Beschouwingen bij de bron van Samuel Costers gelijknamige spel’, in: T. Coun e.a. (red.), Hulde-album dr. F. van Vinckenroye. Hasselt 1985, p. 311-320. |
Enklaar, D.Th., ‘Studiën over het Antwerpsche Liedboek’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 62 (1943), p. 185-200. |
Erk, L. en F.M. Böhme, Deutscher Liederhort. Auswahl der vorzüglicheren Deutschen Volkslieder, nach Wort und Weise aus der Vorzeit und Gegenwart gesammelt und erläutert. 3 dln. Leipzig 1893-1894. Herdruk Hildesheim/Wiesbaden 1963. |
Forster, L., ‘Dutch’, in: A.T. Hatto (red.), Eos. An Inquiry into the Theme of Lovers' Meetings and Partings at Dawn in Poetry. Den Haag 1965, p. 473-504. |
Franssen, P.J.A., ‘Dat Bedroch der Vrouwen, een onderzoek naar de functie van een 16e eeuwse verhalenbundel’, in: Spektator 12 (1982-1983), p. 270-289. |
Franssen, P.J.A., Wanneer de Hen speeld voor den Haan... Huwelijksperikelen in teksten uit de late middeleeuwen. Amsterdam 1987. |
Franssen, P.J.A., Tussen tekst en publiek. Jan van Doesborch, drukker-uitgever en literator te Antwerpen en Utrecht in de eerste helft van de zestiende eeuw. Amsterdam 1990. - [Proefschrift Universiteit van Amsterdam] |
Fritsch-Staar, S., Unglückliche Ehefrauen. Zum deutschsprachigen malmariée-Lied. Berlin 1995. (Philologische Studien und Quellen, 134). |
Gachard, M., ‘Deuxième voyage de Philippe le Beau en Espagne, en 1506’, in: M. Gachard, Collection des voyages des souverains des Pays-Bas. Dl. 1. Brussel 1876, p. 387-556. |
Garthoff-Zwaan, M., ‘“Die veur komt, die veur maelt”; het beeld van de molenaar in de laat-middeleeuwse literatuur’, in: J.R. ter Molen e.a. (red.), Huisraad van een molenaarsweduwe. Gebruiksvoorwerpen uit een 16de-eeuwse boedelinventaris. Amsterdam 1986, p. 84-92. - [Catalogus] |
| |
| |
Geirnaert, D. e.a., ‘Membra disiecta Brugensia, iii: fragmenten in het fonds van het Spaanse Consulaat’, in: Handelingen der Koninklijke Zuidnederlandse Maatschappij voor Taal- en Letterkunde en Geschiedenis 39 (1985), p. 79-107. |
Geirnaert, D., ‘Visser versus boer, of de lof der mildheid’, in: K. Porteman e.a. (red.), Tegendraads genot. Opstellen over de kwaliteit van middeleeuwse teksten. Leuven 1996, p. 173-186. |
Gerritsen, W.P. e.a. (ed.), Het liedboekje van Marigen Remen (Hs. Leiden, U.B., Ltk. 218, F.62-F.78V). Utrecht 1966. (Ruygh-bewerp, 1). |
Gerritsen, W.P. (1992a), ‘Jan en Jenneken en de mondelinge overlevering van balladen’, in: F. Willaert e.a. (red.), Een zoet akkoord. Middeleeuwse lyriek in de Lage Landen. Amsterdam 1992. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 7), p. 287-302, 417-420. |
Gerritsen, W.P. (1992b), ‘“Aus den Kehlen der ältesten Müttergens”. Tussen volksliedonderzoek en mediëvistiek’, in: Volkskundig bulletin 18 (1992), p. 79-88. |
Gessler, J., ‘Van gehangenen, door een mirakel gered. Een volkslied en een volksprent’, in: Volkskunde 9 (=51) (1950), p. 5-10. |
Glier, I., Artes amandi. Untersuchung zu Geschichte, Überlieferung und Typologie der deutschen Minnereden. München 1971. (Münchener Texte und Untersuchungen zur deutschen Literatur des Mittelalters, 34). |
Goossens, K. (ed.), Matthijs de Castelein: Diversche liedekens. Brussel 1943. |
Gorp, H. van, e.a., Lexicon van literaire termen. 7e herz. dr. Groningen 1998. |
Gorter-van Royen, L.V.G., Maria van Hongarije, regentes der Nederlanden. Een politieke analyse op basis van haar regentschapsordonnanties en haar correspondentie met Karel V. Hilversum 1995. - [Proefschrift Leiden] |
Graft, C.C. van de, ‘Het Antwerpsche Liederboek van 1544 met de uitgaaf van Hoffmann von Fallersleben vergeleken’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 22 (1903), p. 161-178. |
Graft, C.C. van de, Middelnederlandsche historieliederen. Epe 1904. Herdruk Arnhem 1968. |
Grijp, L.P. e.a. (red.), De dodendans in de kunsten. Utrecht 1989. |
Grijp, L.P., Het Nederlandse lied in de Gouden Eeuw. Het mechanisme van de contrafactuur. Amsterdam 1991. (Publikaties van het P.J. Meertens-Instituut, 15). |
Grijp, L.P., ‘Zingend de dood in’, in: F. Willaert (red.), Veelderhande liedekens. Studies over het Nederlandse lied tot 1600. Symposium Antwerpen 28 februari 1995. Leuven 1997. (Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis, 2), p. 118-148. |
Grijp, L.P., ‘Zangcultuur’, in: T. Dekker e.a. (red.), Volkscultuur. Een inleiding in de Nederlandse etnologie. Nijmegen 2000, p. 337-379. |
| |
| |
Grijp, L.P., ‘Gent, 15 augustus 1566. Groepen mensen lopen luid psalmen zingend door de stad. De honger naar psalmen en schriftuurlijke liederen tijdens de Reformatie’, in: L.P. Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis der Nederlanden. 2e dr. Amsterdam 2002, p. 168-173. |
Grijp, L.P., ‘Van Druyventros tot Gedenck-clanck. Muzikale aspecten van de rederijkerij’, in: B.A.M. Ramakers (red.), Conformisten en rebellen. Rederijkers in literatuur, cultuur en stedelijke netwerken (1400-1650). Amsterdam 2003, p. 271-285. |
Grijp, L.P. en H. Joldersma, ‘Regenboog en de Dood. Melodie en herkomst van een liedtekst uit het Antwerps Liedboek’, in: R. Stuip (red.), Meer dan muziek alleen. In memoriam Kees Vellekoop. Hilversum 2004, p. 113-126. |
Het Gulden Vlies. Vijf eeuwen kunst en geschiedenis. Brugge 1962. - [Catalogus] |
Haan, C. de, Dichten in stijl. Duitse kleuring in Middelnederlandse teksten. Amsterdam 1999. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 20). - [Proefschrift Leiden] |
Habets, J., ‘Eene pelgrimsreis naar het Heilig Land in 1450’, in: Publications de la Société Historique et Archéologique dans le Duché de Limbourg 9 (1872), p. 205-216. |
Heeroma, K. e.a. (red.), Liederen en gedichten uit het Gruuthuse-Handschrift. Leiden 1966. |
Heilfurth, G. e.a. (red.), Bergreihen. Eine Liedersammlung des 16. Jahrhunderts mit drei Folgen. Tübingen 1959. (Mitteldeutsche Forschungen, 16). |
Hellinga 1941: zie Edities. |
Hemmes-Hoogstadt, A., ‘Toppers van toen met een stel “gouwe ouwen”’, in: B. Besamusca e.a. (red.), Hoort wonder! Opstellen voor W.P. Gerritsen bij zijn emeritaat. Hilversum 2000. (Middeleeuwse studies en bronnen, 70), p. 77-84. |
Herchert, G., ‘Acker mir mein bestes Feld’. Untersuchungen zu erotischen Liederbuchliedern des späten Mittelalters. Münster [etc.] 1996. |
Hirsch, S., ‘Das Volkslied von der Nachtigall - eine weltanschauliche Dichtung’, in: S. Hirsch, Das Volkslied im späten Mittelalter. Zwanzig spätmittelalterliche Balladen und Lieder aus ihren zersungenen Formen wiederhergestellt und erläutert. Berlin 1978, p. 162-169. |
Hogenelst, D. en F. van Oostrom, Handgeschreven wereld. Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen. Amsterdam 1995. |
Hooft, B.H. van 't, Honderd jaar Geldersche geschiedenis in historieliederen. Arnhem 1948. (Werken uitgegeven door Gelre, vereeniging tot beoefening van Geldersche geschiedenis, oudheidkunde en recht, 23). |
| |
| |
Houtsma, J, ‘Gelieven bij de dageraad in het Antwerps Liedboek’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 95 (1979), p. 83-96. |
Houtsma, J., ‘“Daer staet een clooster in oostenrijc”. Een interpretatie van Antwerps Liedboek 221’, in: Spiegel der Letteren 22 (1980), p. 161-167. |
Houtsma, J., ‘Ruyters in het Antwerps Liedboek’, in: De nieuwe taalgids 75 (1981), p. 48-52. |
Houtsma, J., ‘De bundel Amoreuse Liedekens en zijn relatie met het Antwerps Liedboek van 1544’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 115 (1999), p. 236-249. |
Houtsma, J. (2002a), ‘Het lied van de boerman’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 118 (2002), p. 151-160. |
Houtsma, J. (2002b), ‘Vergissing of opzet? Over een van de doubletten in het Antwerps Liedboek’, in: Spiegel der Letteren 44 (2002), p. 322-331. |
Huybens, G., ‘Een onbekende 16de-eeuwse uitgave van Dit is een suuerlijk boecxken’, in: Quaerendo 12 (1982), p. 281-308. |
Iansen, S.A.P.J.H., ‘Speurtocht naar het leven van Matthijs Castelein’, in: Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Taal- en Letterkunde 1970, p. 321-446. |
Iansen, S.A.P.J.H., Verkenningen in Matthijs Casteleins Const van Rhetoriken. Assen 1971. (Neerlandica Traiectina, 18). - [Proefschrift Utrecht] |
Jappe Alberts, W. (ed.), Dit sijn die wonderlijcke oorloghen van den doorluchtighen hoochgheboren Prince, Keyser Maximiliaen. Hoe hij eerst int landt quam. Ende hoe hij Vrou Marie troude. Groningen [etc.] 1957. |
Joldersma 1982: zie Edities. |
Joldersma, H., ‘The Eavesdropping Male: “Gespielinnengesprächslieder” from Neidhart to the Present’, in: Euphorion 78 (1984), p. 199-218. |
Joldersma, H., ‘Volksdichters of Rederijkers: Modern Problems with Late-Medieval Anonymity in Het Antwerps liedboek’, in: W.H. Fletcher (red.), Papers from the First Interdisciplinary Conference on Netherlandic Studies, held at the University of Maryland, 11-13 June 1982. Lanham md 1985. (Papers in Netherlandic studies, 1), p. 3-9. |
Joldersma, H., ‘Gender Questions in the Classification and Analysis of Ballads and Popular Song’, in: C. Laforte (red.), Ballades et chansons folkloriques. Proceedings of the 16th international conference of the Kommission für Volksdichtung of the S.I.E.F. Québec, Canada, 15-20 August. Québec 1989, p. 231-242. |
Joldersma, H., ‘“Geestelijke” en “wereldlijke” liederen. Enige aspekten van het handschrift Brussel ms ii, 2631’, in: F. Willaert (red.), Veelderhande Liedekens. Studies over het Nederlandse lied tot 1600. Symposium Antwerpen 28 februari 1995. Leuven 1997. (Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis, 2), p. 58-73. |
| |
| |
Joldersma, H., ‘Writing Late-Medieval Women and Song into Literary History’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 117 (2001), p. 5-26. |
Joldersma, H. en D.E. van der Poel, ‘Across the Threshold to Maturity: Gender and Mobility in the Antwerp Songbook’, in: D.E.H. de Boer en K. Heene (red.), Female trails: real and imagined mobility. Te verschijnen 2005. |
Jong, M. de (ed.), Drie zestiende-eeuwse esbatementen. Tielebuijs/De blinde die tgelt begroef/De Luijstervinck. Amsterdam 1934. - [Proefschrift Utrecht] |
Jonghe, H. de, ‘De Brugse rebellie (1436-1438) en de ballade van “Mijn here van Leliedam”’, in: Brugge die scone (zomer 1986), p. 13. |
Kaiser Karl V. (1500-1558). Macht und Ohnmacht Europas. Kunst- und Ausstellungshalle der Bundesrepublik Deutschland. Bonn [etc.] 2000. - [Catalogus] |
Kalff, G., Het Lied in de Middeleeuwen. Leiden 1884. Herdruk Arnhem 1966. |
Kazemier, G., ‘Het Antwerps Liedboek’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde 91 (1975), p. 238-255. |
Kessels, L. en E. Jas (ed.), Jacob Obrecht. New edition of the collected works. Dl. 17: Secular and textless compositions. Utrecht 1997. |
King, P.K., Dawn poetry in the Netherlands. Amsterdam 1971. |
Klatter, J. (ed.), Amoreuse Liedekens. Amsterdam 1984. |
Knuttel, J.A.N., Het geestelijk lied in de Nederlanden voor de kerkhervorming. Rotterdam 1906. Herdruk Groningen 1974. |
Koepp 1929: zie Edities. |
Koldeweij, A.M. (eindred.), Maria van Hongarije 1505-1558. Koningin tussen keizers en kunstenaars. Zwolle 1993. - [Catalogus] |
Komrij, G., De Nederlandse poëzie van de twaalfde tot en met de zestiende eeuw in duizend en enige bladzijden. Amsterdam 1994. |
Kopp, A., ‘Die Liederhandschrift vom Jahre 1568. Berlin, Mgf 752’, in: Zeitschrift für deutsche Philologie 35 (1903), p. 507-532. |
Kruijssen, A. (red.), Huizinga's Spreekwoorden en gezegden: herkomst, verklaring en vergelijking met Frans, Duits en Engels. Herz. uitg., 4e dr. Baarn 1994. |
Kunst, J., Terschellinger volksleven. 2e dr. Den Haag 1937. |
Kuys, J. van, ‘Het hertogdom Gelre in de periode 1339-1543’, in: Van Gelre tot Gelderland. 650 jaar besturen van Gelderland. Nijmegen 1989, p. 20-35.- [Catalogus] |
Leloux, H.J. (ed.), Het Zutphens Liedboek. Ms. Weimar oct 146. Van een historische achtergrond voorzien door F.W.J. Scholten. Zutphen 1985. |
| |
| |
Lemaire, R., ‘Dubbel gelijk, of driedubbel ongelijk?: overdenkingen bij een hedendaagse interpretatie van “Het daghet in den Oosten...”’, in: E. van Alphen en I. de Jong (red.), Door het oog van de tekst: essays voor Mieke Bal over visie. Muiderberg 1988, p. 85-105. |
Lenaerts, R., Het Nederlands polifonies lied in de zestiende eeuw. Mechelen 1933. |
Lievens, R., ‘Een derde Middelnederlandse berijming van de Visio Philiberti’, in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal en Literatuur 113 (1997), p. 336-348. |
Liliencron, R. von, Die historischen Volkslieder der Deutschen von 13. bis 16. Jahrhundert. 5 dln. Leipzig 1865-1869. Herdruk Hildesheim 1966. |
Lodder, F.J., Lachen om list en lust. Studies over de Middelnederlandse komische versvertellingen. Z.p. 1997. - [Proefschrift Leiden] |
Lulofs, F., ‘Non-conformisme in de Reynaert?’, in: P. Smits e.a., Non-conformisten. Wassenaar 1972, p. 29-62. |
Lyna F. en W. van Eeghem (ed.), Jan van Stijevoorts Refereinenbundel Anno MDXXIV. Naar het Berlijnsch handschrift integraal en diplomatisch uitgegeven. 2 dln. Antwerpen [1929-1930]. |
Mak, J.J. (ed.), ‘Dit is een suuerlijc boecxken’. Het oudste gedrukte geestelijke liedboek in de Nederlanden naar het enig bekende exemplaar van de Antwerpse druk van 1508 in de Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage in facsimile uitgegeven, ingeleid en toegelicht. Amsterdam 1957. |
Marnef, G., Antwerpen in de tijd van de Reformatie. Ondergronds protestantisme in een handelsmetropool 1550-1577. Amsterdam en Antwerpen 1996. |
Marriage Minkoff, E., ‘Unveröffentlichtes aus der Weimarer Liederhandschrift v.j. 1537’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 38 (1919), p. 81-112. |
Matter, F.H. (ed.), G.A. Bredero's Boertigh, amoreus, en aendachtigh groot lied-boeck. De melodieën van Bredero's liederen verzameld, ingeleid, en toegelicht. Den Haag 1979. |
Mattingly, G., Catherine of Aragon. Boston 1941. |
Meteren, Emanuels van, Historie der Neder-landscher ende haerder Naburen Oorlogen ende geschiedenissen. Tot den Iare M.VIC.XII. Nu de laestemael bij hem voor sijne doodt merckelijck verbetert ende in .xxxii. boecken voltrocken. Is mede hier by gevoegt des Autheurs leven [door Simeon Ruytinck]. Verrijckt beneffens de Land-Caerte met by na hondert correcte Conterfeijtsels... - In s'Graven-Haghe, By Hillebrant Iacobssz... Anno 1614. |
Meier, J., ‘Zwei alte Balladen’, in: Jahrbuch für Volksliedforschung 8 (1951), p. 66-77. |
| |
| |
Meijer, M. e.a. (red.), The Defiant Muse. Dutch and Flemish Feminist Poems from the Middle Ages to the Present. A Bilingual Anthology. New York 1998. |
Mincoff-Marriage, E., Souterliedekens: een Nederlandsch psalmboek van 1540 met de oorspronkelijke volksliederen die bij de melodieën behooren. 's-Gravenhage 1922. |
MNW: E. Verwijs en J. Verdam, Middelnederlandsch Woordenboek. 's-Gravenhage 1885-1952. - [De elektronische versie op de CD-ROM Middelnederlands is gebruikt] |
Molen, S.J. van de, ‘Halbertsma over 't Volksgezang’, in: Volksgezang 2 (1968), p. 134-136. |
Moormann, E.M. en W. Uitterhoeve, Van Achilleus tot Zeus. Thema's uit de klassieke mythologie in literatuur, muziek, beeldende kunst en theater. Nijmegen 1987. |
Moser, D.-R., Die Tannhäuser-Legende. Eine Studie über Intentionalität und Rezeption katechetischer Volkserzählungen zum Buβ-Sakrament. Berlin 1977. |
Moser, D.-R., ‘Die Pilgerlieder der Wallfahrt nach Santiago’, in: G. Noll e.a. (red.), Festschrift für Ernst Klusen zum 75. Geburtstag. Bonn 1984, p. 321-352. |
Moser, H. e.a. (ed.), Des Minnesangs Frühling. 36e herz. uitg. 3 dln. Stuttgart 1977. |
Moser, H.J., ‘Renaissancelyrik deutscher Musiker um 1500’, in: Deutsche Vierteljahresschrift 5 (1927), p. 381-412. |
Mulisch, H., Twee vrouwen. Amsterdam 1975. |
Muller, J.W., ‘Robijn en consorten’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 29 (1910), p. 103-121. |
Neugart, I., ‘Das Totenamt’, in: Verfasserlexikon 1995, dl. 9, p. 984-986. |
Nijsten, G., Volkscultuur in de late middeleeuwen. Feesten, processies en (bij)geloof. Utrecht [etc.] 1994. |
Notteboom, H., ‘Een literair-historische benadering van het “Heerken van Maldegem”’, in: Appeltjes van het Meetjesland 46 (1995), p. 63-108. |
Olthoff, F., De boekdrukkers, boekverkoopers en uitgevers in Antwerpen sedert de uitvinding der boekdrukkunst tot op onze dagen. Antwerpen 1891. |
Oosterman, J., ‘Ik breng u de mei. Meigebruiken, meitakken en meibomen in Middelnederlandse meiliederen’, in: B. Baert en V. Fraeters (red.), Aan de vruchten kent men de boom. De boom in tekst en beeld in de middeleeuwse Nederlanden. Leuven 2001. (Symbolae. Facultatis Litterarum Lovaniensis. Series B, 25), p. 167-189. |
Oosterman, J., ‘“Die ik mijn hart wil geven”. Het album van Joanna Ben- |
| |
| |
tinck en de zestiende-eeuwse vrouwenalba’, in: Literatuur 19 (2002), p. 194-202. |
Oosterman, J., ‘“In Oostland wil ik varen”. Antwerpener Lieder und ihre Überlieferung in Handschriften und Alben des 16. Jahrhunderts aus Geldern, Overijssel und dem Rheinland’, in: Lothar Jordan (Red.), Niederländische Lyrik und ihre deutsche Rezeption in der Frühen Neuzeit. Wiesbaden 2003. (Wolfenbütteler Forschungen 99), p. 37-55. |
Oosterman, J. en B. Ramakers, Kamers, kunst en competitie. Teksten en documenten uit de rederijkerstijd. Amsterdam 2001. |
Oostrom, F.P. van, Het woord van eer. Literatuur aan het Hollandse hof omstreeks 1400. Amsterdam 1987. |
Ovidius, Metamorphosen. Vert. M. d'Hane-Scheltema. 5e druk. Amsterdam 1998. |
Panhuysen, L., De beloofde stad. Opkomst en ondergang van het koninkrijk der wederdopers. Amsterdam [etc.] 2000. |
Paris, G. en A. Gevaert, Chansons du XVe siècle. 2e dr. Paris 1935. |
Pfeffer, W., The Change of Philomel. The Nightingale in Medieval Literature. New York [etc.] 1985. (American University Studies Series iii, Comparative Literature, 14). |
Pikhaus, P., Het tafelspel bij de rederijkers. 2 dln. Gent 1988-1989. (Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde Reeks 6, 118). |
Pleij, H., ‘Een fragment van de oudste Nederlandse novellenbundel te Cambridge’, in: H. Heestermans (red.), Opstellen door vrienden en vakgenoten aangeboden aan dr. C.H.A. Kruyskamp. 's-Gravenhage 1977, p. 142-155. |
Pleij, H. (ed.), De Blauwe Schuit. Muiderberg 1979. (Populaire literatuur, 1). |
Pleij, H., Het gilde van de Blauwe Schuit. Literatuur, volksfeest en burgermoraal in de late middeleeuwen. 2e dr. Amsterdam 1983. |
Pleij, H., ‘Literatuur als medicijn in de late middeleeuwen’, in: Literatuur 2 (1985), p. 25-34. (herdrukt in: H. Pleij, Nederlandse literatuur van de late middeleeuwen. Utrecht 1990, p. 79-100). |
Pleij, H., De sneeuwpoppen van 1511. Literatuur en stadscultuur tussen middeleeuwen en moderne tijd. Amsterdam [etc.] 1988. |
Pleij, H., ‘Anna Bijns als pamflettiste? Het refrein over de beide Maartens’, in: Spiegel der Letteren 42 (2000), p. 187-225. |
Poel, D.E. van der, ‘Vrouwelijke auteurs in de Middelnederlandse letterkunde. Een verkenning’, in: Nederlandse letterkunde 2 (1997), p. 208-227. |
Poel, D.E. van der (2004a), ‘Het uitzonderlijke handschrift-Borgloon’. Ter perse 2004. |
| |
| |
Poel, D.E. van der (2004b), ‘Glad ijs, afgewezen minnaars en een dronken student. Over de interpretatie van Middelnederlandse liedteksten’, in: Queeste 11 (2004), (ter perse). |
Pollmann, J. en P. Tiggers, Nederlands volkslied. Haarlem 1941. |
Prevenier, W. en W. Blockmans, De Bourgondische Nederlanden. Antwerpen 1983. |
Priebsch, R., ‘Aus deutschen Handschriften der Königlichen Bibliothek zu Brüssel’, in: Zeitschrift für deutsche Philologie 38 (1906), p. 301-333, 436-467 en in 39 (1907), p. 156-179. |
Rasmussen, A.M., Mothers and Daughters in Medieval German Literature. Syracuse, ny 1997. |
Repertorium: M. de Bruin en J. Oosterman (samenst.), m.m.v. C. Strijbosch e.a., Repertorium van het Nederlandse lied tot 1600. Repertory of Dutch songs until 1600. 2 dln. Gent/Amsterdam 2001. |
Resoort, R.J., Een schoone historie vander borchgravinne van Vergi. Onderzoek naar de intentie en gebruikssfeer van een zestiende-eeuwse prozaroman. Hilversum 1988. - [Proefschrift Utrecht] |
Reynaert, J. e.a., Wat is wijsheid? Lekenethiek in de Middelnederlandse letterkunde. Amsterdam 1994. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 9). |
Röhrich, L., ‘Das verführte und das verführende Mädchen. Liebes- und Sozialkonflikte im älteren erzählenden Volkslied’, in: O. Bandle e.a. (red.), Festschrift für Siegfried Gutenbrunner. Heidelberg 1972, p. 183-193. |
Roth, K., Ehebruchschwänke in Liedform. Eine Untersuchung zur deutschund englischsprachigen Schwankballade. München 1977. (Motive. Freiburger Folkloristische Forschungen, 9). |
Rothstein, R.A., ‘The Mother-Daughter Dialogue in the Yiddish Folk Song: Wandering Motifs in Time and Space’, in: New York Folklore 15 (1989), p. 51-65. |
Rouzet, A., Dictionaire des imprimeurs, libraires et éditeurs des XVe et XVIe siècles dans les limites géographiques de la Belgique actuelle. Nieuwkoop 1975. |
Rubin, D.C., Memory in the Oral Tradition. The Cognitive Psychology of Epic, Ballads, and Counting-out Rhymes. New York 1995. |
Runge, P., Die Sangesweisen der Colmarer Handschrift und die Liederhandschrift Donaueschingen. Leipzig 1896. |
Salmen, W. en J. Koepp (ed.), Liederbuch der Anna von Köln (um 1500). Düsseldorf 1954. (Denkmäler Rheinischer Musik, 4). |
Sappler, P., ‘Knecht Heinrich’, in: Verfasserlexikon 1983, dl. 4, p. 1274-1275. |
| |
| |
Schanze, F., Meisterliche Liedkunst zwischen Heinrich von Mügeln und Hans Sachs. 2 dln. München 1983-1984. |
Schanze, F., ‘Der Wachter an der Zinnen’, in: Verfasserlexikon 1999, dl. 10, p. 562-566. |
Scheurleer, D.F. (ed.), Een deuoot ende profitelyck boecxken, inhoudende veel ghestelijcke liedekens ende leysenen, diemen tot deser tijt toe heeft connen gheuinden in prente oft in ghescrifte. Geestelijk liedboek met melodieën van 1539. Op nieuw uitgeg. en van eene inl., registers en aanteek. voorz. 's-Gravenhage 1889. |
Scholliers, E., De levensstandaard in de 15e en 16e eeuw te Antwerpen. Loonarbeid en honger. Antwerpen 1960. |
Schreurs, E., ‘Huismuziek in de zestiende eeuw’, in: L.P. Grijp e.a. (red.), Een muziekgeschiedenis der Nederlanden. 2e dr. Amsterdam 2002, p. 128-135. |
Schulz-Grobert, J., Deutsche Liebesbriefe in spätmittelalterlichen Handschriften. Untersuchungen zur Überlieferung einer anonymen Kleinform der Reimpaardichtung. Tübingen 1993. |
Sermisy: Claudin de Sermisy (c. 1490-1562), Opera omnia, G. Allaire en I. Cazeaux (ed.), dl. 3: Chansons (s.l. 1974). (Corpus Mensurabilis Musicae, 52). |
Sittig, D., ‘Vyl wonders machet minne’. Das deutsche Liebeslied in der ersten Hälfte des 15. Jahrhunderts. Versuch einer Typologie. Göppingen 1987. (Göppinger Arbeiten zur Germanistik, 465). |
Sleiderink, R., De geschiedenis van het allerjongste nonnetje. Een onderzoek naar een aantal varianten van de ballade ‘Ik stond op hoge bergen’. [Utrecht] 1990. Niet gepubliceerd. |
Sluijter, E.J., De ‘heydensche fabulen’ in de schilderkunst van de Gouden Eeuw. Schilderijen met verhalende onderwerpen uit de klassieke mythologie in de Noordelijke Nederlanden, circa 1590-1670. Leiden 2000. |
Smeyers, M. en G. Huybens, Fiere Margriet van Leuven. Eeuwenoud - eeuwiglevend. Leuven 2002. |
Stock, J. van der, Antwerpen, verhaal van een metropool, 16de-17de eeuw. Gent 1993. - [Catalogus] |
Taruskin, R. (ed.), O Venus bant. Ten settings [...] Z.p. 1979. (Ogni Sorte Editions rs, 3). |
Taruskin, R. (ed.), T'Andernaken. Ten settings in three, four and five parts [...] Z.p. 1981. (Ogni Sorte Editions rs, 7). |
Taruskin, R. (ed.), Myn morken gaf. A Flemish quodlibet and related pieces. Z.p. 1986. (Ogni Sorte Editions rs, 9). |
Tervooren, H., ‘Statt eines Vorwortes: Literatur im maasländisch-niederrheinischen Raum zwischen 1150-1400. Eine Skizze’, in: Zeitschrift für
|
| |
| |
deutsche Philologie 108 (1989), Sonderheft: H. Tervooren en H. Beckers (red.), Literatur und Sprache im rheinisch-maasländischen Raum zwischen 1150 und 1450, p. 3-19. |
Tervooren, H., ‘Der Niederrhein. Zur Entstehung eines Landschaftsnamens’, in: D. Geuenich (red.), Köln und die Niederrheinlande in ihren historischen Raumbeziehungen (15.-20. Jahrhundert). Mönchengladbach 2000, p. 9-27. |
Thevissen, K., Ben je belazerd! Lepra in de Middelnederlandse literatuur: een onderzoek naar het verband tussen artes- en literaire teksten. Utrecht 1996. - [Doctoraalscriptie Utrecht]. |
T.[iele], P.A., ‘Fragmenten van een liedboek en van een reisbundel uit de xvide eeuw’, in: De Navorscher 7 (1857), p. 1-2. |
Tol, J.F.J. van (ed.), Het Boek van Sidrac in de Nederlanden. Amsterdam 1936. |
Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal. Red. G. Geerts en T. den Boon. 13e herz. uitgave. Utrecht [etc.] 1999. |
Vellekoop en Gerritsen 1972: zie Edities. |
Vellekoop, K., ‘Hoe oud is “oudt” in het Antwerps liedboek?’, in: A.M.J. van Buuren e.a. (red.), Tussentijds. Bundel studies aangeboden aan W.P. Gerritsen ter gelegenheid van zijn vijftigste verjaardag. Utrecht 1985, p. 272-279, 367-368. |
Vellekoop, K., ‘Een liedboekje in het Devoot ende profitelijck boecxken. De werkwijze van een verzamelaar’, in: F. Willaert (red.), Veelderhande Liedekens. Studies over het Nederlandse lied tot 1600. Symposium Antwerpen 28 februari 1995. Leuven 1997. (Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis, 2), p. 103-117. |
Verbruggen, J.F., De slag bij Guinegate, 7 augustus 1479: de verdediging van het graafschap Vlaanderen tegen de koning van Frankrijk, 1477-1480. Brussel 1993. |
Verfasserlexikon: K. Ruh e.a. (red.), Die deutsche Literatur des Mittelalters. Verfasserlexikon. 2e herz. uitg. 11 dln. Berlin/New York 1978-2000. |
Vermeulen, T.J.M., Van ‘Een ridder ende een meysken ionk’. Onderzoek en analyse van de Nederlandse tekstvarianten. Amsterdam 1972. - [Doctoraalscriptie Amsterdam] |
Vermeulen, Y.G., ‘Tot profijt en genoegen’. Motiveringen voor de produktie van Nederlandstalige gedrukte teksten, 1477-1540. Groningen 1986. |
Viaene, A., ‘Veelnamig Vlaanderen’, in: Biekorf 73 (1972), p. 87-95, 199-212. |
Voet, L., The golden compasses. A history and evaluation of the printing and publishing activities of the Officina Plantiniana at Antwerp. Amsterdam 1969-1972. |
| |
| |
Voet, L., De Gouden Eeuw van Antwerpen. Bloei en uitstraling van de Metropool in de zestiende eeuw. Antwerpen 1973. |
Voorwinden, N.Th.J. (1998a), ‘Dietrich van Bern’, in: W.P. Gerritsen e.a. (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst. 2e herz. dr. Nijmegen 1998, p. 99-107. |
Voorwinden, N.Th.J. (1998b), ‘Tannhäuser’, in: W.P. Gerritsen e.a. (red.), Van Aiol tot de Zwaanridder. Personages uit de middeleeuwse verhaalkunst en hun voortleven in literatuur, theater en beeldende kunst. 2e herz. dr. Nijmegen 1998, p. 316-319. |
Vorst, P. van de, ‘“Ghi en sijt niet veel eeren weert”. Een drietal zestiendeeeuwse liederen over vrouwen’, in: Musaeus 6 (1999), p. 47-53. |
Vries, J. de, ‘Robin Hood en Mijn Here van Mallegem’, in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde 36 (1917), p. 11-54. |
Vries, M. de (ed.), Jan Boendale gezegd Jan de Clerc: Der leken spieghel, leerdicht van den jare 1330. 3 dln. Leiden 1844-1848. |
Wachinger, B., ‘Tannhäuser-Ballade’, in: Verfasserlexikon 1995, dl. 9, p. 611-616. |
Wackernagel, P., Das deutsche Kirchenlied von der ältesten Zeit bis zu Anfang des XVII. Jahrhunderts. 5 dln. Leipzig 1864-1877. Herdruk Hildesheim 1964. |
Warnar, G., ‘Biecht, gebod en zonde. Middelnederlandse moraaltheologie voor de wereldlijke leek’, in: Th. Mertens e.a., Boeken voor de eeuwigheid: Middelnederlands geestelijk proza. Amsterdam 1993. (Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen, 8), p. 36-51, 372-380. |
Waterschoot, W. en D. Coigneau, m.m.v. A. Schauteet e.a. (ed.), Eduard de Dene testament rhetoricael. Gent 1976. (Seminaire voor Nederlandse Literatuurstudie van de Rijksuniversiteit te Gent, 20. Rederijkersstudien, 10). |
Werd, G. de (red.), Land im Mittelpunkt der Mächte. Die Herzogtümer Jülich, Kleve, Berg. Kleve 1984. |
Wiesflecker, H., Maximilian I. Die Fundamente des habsburgischen Weltreiches. Wien [etc.] 1991. |
Willaert, F., De poëtica van Hadewijch in de Strofische Gedichten. Utrecht 1984. |
Willaert, F., ‘Chansonniers anversois’, in: J.-C. Polet (red.), Patrimoine littéraire européen: anthologie en langue Française, dl. 6: Prémices de l'humanisme, 1400-1515, Brussel 1995, p. 679-689. |
Willaert, F., ‘Een proefvlucht naar het zwarte gat. De Nederlandse liedkunst tussen Jan I van Brabant en het Gruuthuse-handschrift’, in: F. Willaert (red.), Veelderhande liedekens. Studies over het Nederlandse lied tot
|
| |
| |
1600. Symposium Antwerpen 28 februari 1995. Leuven 1997. (Antwerpse Studies over Nederlandse Literatuurgeschiedenis, 2), p. 30-46. |
Willaert, F., ‘De nachtegaal en het schaakbord (Antwerps Liedboek, nr. 10)’, in: Madoc 14 (2000), p. 214-222. |
Willems, J.F., Oude Vlaemsche liederen, ten deele met de melodieën. Gent 1848. |
Wilpert, G. von, Sachwörterbuch der Literatur. Stuttgart 1955. Kröners Taschenausgabe, 231. |
Winkelman, J.H., ‘Laatmiddeleeuwse erotica in woord en beeld. Over de literaire achtergronden van enkele profane insignes’, in: Amsterdamer Beiträge zur älteren Germanistik 50 (1998), p. 167-184. |
Winkelman, J.H., ‘Ploegende boeren, barende akkers. Over liederlijke Vlaamse liedekens en laatmiddeleeuwse erotische insignes’, in: Nederlandse letterkunde 8 (2003), p. 10-23. |
Wissing, P. van (1993a), ‘Meindert van Ham en het beleg van Heinsberg. Een anti-Gelders historielied uit het Antwerps Liedboek’, in: Literatuur 10 (1993), p. 257-264. |
Wissing, P. van (1993b), ‘“Kinders, ic weet secreet goet en rijkdom”. Maarten van Rossem voor Leuven. Anti-Gelderse historieliederen uit het Antwerps Liedboek (1544)’, in: F. Keverling Buisman e.a. (red.), Verdrag en tractaat van Venlo. Herdenkingsbundel, 1543-1993. Hilversum 1993, p. 235-245. |
WNT: M. de Vries e.a., Het Woordenboek der Nederlandsche Taal. 's-Gravenhage 1882-1998. - [De elektronische versie op de CD-ROM WNT is gebruikt]. |
Wulffen, B. von, Der Natureingang in Minnesang und frühem Volkslied. München 1963. |
|
|