Inhoudsopgave
Ten geleide
Nawoord
Commentaar
Een schoon liedekensboeck
Totten vrolijcken sanger: saluyt!
1 Als alle die cruydekens spruyten
2 Aenmerct doch mijn geclach
3 Alle mijn gepeys doet mi so wee
4 Als alle die werelt in vruechden is
5 Aylaes, ic mach wel weenen ende druckelijck claghen
6 Als men duysent vierhondert schreef
7 Adieu schoon bloemken, Reyn Akeleye
8 Aylacen, rijck God Heere
9 Adieu reyn bloemken, rosiere
10 Arghe winter, ghy zijt cout
11 Al om die liefste boele mijn
12 Adieu Antwerpen, ghenoechlijc pleyn
13 Bistu een crijgher oft bistu een boer?
14 Confoort, confoort sonder verdrach
15 Claes Molenaer en zijn minneken
16 Cort Rozijn, wel lieve neve
17 Coppelt Aeneen, den nacht is lanck!
18 Dat ick om een schoon beelde soet
19 Den dach en wil niet verborghen zijn
20 Dats wildi van der waerheyt horen singen?
21 Die voghelkens in der wilder heyden
22 Daer soude haer een maget vermeyden
23 Die mi te drincken gave
24 Den mey moet wech na tsomers saysoen
25 Den winter is een onweert gast
26 Den winter comt aen, den mey is uut
27 Den lustelijcken mey is nu in den tijt
28 Die vogelkens in der muten
29 Des hadde een swave een dochterlijn
30 Die mint, die vint een heimelic lijden
31 Dat meysken opter laden lach
32 Die mey is so genoechlijcken tijt
33 Din eygen, certeyn, reyn vroulic saet
34 Dat ruyterken in der schueren lach
35 Een boerman hadde eenen dommen sin
36 Een venusdierken heb ic uutvercoren
37 Een oude man sprack een meysken an
38 Een goet nyeu liet heb ick gedicht
39 Een jonck meysken, reyn van seden
40 Een jonghe maecht heeft mi gedaecht
41 Een lodderlijc vrouken seer amoreus
42 En jonck herteken, goet van prijse
43 Een nyeu liet wil ic beghinnen
44 Een aerdich vrouken hevet mi bedroghen
45 Een ridder ende een meysken jonck
46 Fortuyne, wilt u keeren
47 Fortuyne heeft mi verbeten
48 Fortuyne, wat hebdy ghebrouwen?
49 Ghepeys, ghepeys, vol van envijen
50 Ghesellekens van herten coene
51 Gheldeloos, ghi doet mi pijn
52 Ghi ruyters, gesellen van avontueren
53 Ghestadighe minne draghe ic altijt
54 Ghi sotten ende sottinnekens
55 Hoe luyde sanc die leeraer opter tinnen
56 Hoe luyde riep die siel tot god van binnen
57 Hier beghinnen wi nu an
58 Het quamen drie ruyters geloopen
59 Het is goet vrede in alle Duytsce landen
60 Het worp een knaep so heimelike dingen
61 Het voer een maechdelijn over rijn
62 Het was een meysken vroech opghestaen
63 Het was een rijck boermanssone
64 Hoe coemt dat bi, scoon lief, laet mi dat weten
65 Het was op eenen dijsendach
66 Het quam een ruyterken uut Bosscayen
67 Het soude een fier margrietelijn
68 Het voer een lantsknecht spaceren
69 Het wayt een windeken coel uuten oosten
70 Het gheviel op eenen donderdach
71 Het voer een visscher visschen
72 Het viel een coelen douwe
73 Het daghet in den oosten
74 Het viel eens hemels douwe
75 Het daget in den oosten
76 Hier zijn drie lichte geladen
77 Het vlooch een so cleynen wilt vogelken
78 Het quam een man van schelde
79 Het reghende seer ende ick worde nat
80 Het ghinghen drie gespeelkens goet
81 Het is gheleden jaer ende dach
82 Het voer een knaep uut liefden sterck
83 Ick wil te lande rijden
84 Ic rede eenmael in een bosschedal
85 Ick quam tot eenen dansse
86 Ic had een alderliefste
87 Ic stont op hoogen bergen
88 In mijnen sin hadde ick vercoren
89 Ick draghe naest mijnder herten
90 Ick hebbe ghedraghen wel seven jaer
91 Ic weet een vrouken welbereyt
92 Ick sie die morghensterre breyt
93 Ick, arm schaepken aen der heyden
94 Ick ghinck noch ghisteravont
95 Int soetste van den meye
96 Ic sie die morgensterre
97 In oostlant wil ic varen
98 Ic hadde een gestadich minneken
99 Ic weet een uutvercoren
100 Ick seg adieu
101 Ick wil mi gaen verhuegen
102 Ic heb om eender vrouwen wille
103 Ic hads mi onderwonden
104 Ick weet een vrouken amoreus
105 Ic had mijn sinnekens uutgheleyt
106 Ic quammer gisteravont, also mi dochte
107 Lof toeverlaet Maria, sonder sneven
108 Lustige gheestkens amoreus
109 Met luste willen wi singhen
110 Moet mi, lacen, dijn vriendelijc schijn
111 Mijn herte is mijn in tween geclooft
112 Mijn hertelic lief, wel schoon joncfrouwe
113 Mijn here van Mallegem die quam gereden
114 Mijn sinnekens zijn mi doortoghen
115 Met luste willen wi singhen
116 Met Venus' geschut ben ic doorscoten
117 Met eenen droeven sanghe
118 Met eenen nyeuen sange
119 Margrietken, ghy zijt zo huebschen dier!
120 O tresoor, mijnder herten melodien
121 Och, hoe mach hem zijns levens lusten
122 O Venus' bant, o vierich brant!
123 Om een die liefste, die ic beminne
124 O quade fortuyn, wat doet ghi mi?
125 O radt van avontueren
126 O felle fortuyne, wat hebdy gewracht
127 Och regenboge, waerop stelt die jonghe helt zijn sinnen?
128 O lustelike mey, ghi zijt nu in saisoene
129 ‘Och moeder,’ seyde si, ‘moeder!
130 O waerde mont
131 O lacen, hoe macht wezen
132 Och, ligdy nu en slaept
133 Op een morgenstonde
134 O Venus, wilt mi nu bistaen
135 O Venus, u ontrouwe
136 Och liefde, hoe geerne waer ic bi dier
137 Rozijn, hoe is dijn ghestelt!
138 Rijck god, hoe is mijn boelken dus wilt
139 Rijck god, wie sal ick claghen
140 Rijck god, verleent ons avontuere
141 Rijck god, hoe mach dat wesen
142 Rijc god, wie sal ic clagen
143 Schoon lief, hoe moechdi mi vergeten
144 Symonet stont voor die poorte
145 Souvereyn van Vlaenderen
146 Trueren, ghi zijt mijn eyghen bleven
147 Trueren moet ick nacht ende dach
148 Tis al verkeert dat plach te zijn
149 Tandernaken op den Rijn
150 Tghepeys leyt mi seer vast en quelt
151 Te bruynswijck staet een casteel
152 Te gherbeken binnen
153 Tyrannich werc, vol archs gedronghen
154 Tfij, der valscher jalosien!
155 Verblijt u, ic sal u singhen voren
156 Van lieve te dichten wil ic beginnen
157 Verlangen, ghi doet mijnder herten pijn
158 Van liefden coemt groot lijden
159 Vaert wech, ghepeyns, verdriet!
160 Wildy hooren een goet nieu liet?
161 Waect op, waect op, du waerde gast
162 Wie wil hooren een goet nieu liet?
163 Wie wil hooren een goet nyeu liet?
164 Wie wil hooren singhen
165 Wilt God, ic sal beginnen
166 Waer sal ic mi henen keren
167 Wie wil hooren singhen
168 Wie was dieghene die die looverkens brac
169 Wy groeten mijn heer, met grooter eer
170 Uut liefden, siet
171 Wi meyskens net, schoon gheblancket
172 Met eenen droeven sanghe
173 Tribulatie ende verdriet
174 Al ben ic van den scamel ghesellen
175 Al dat spreect met Vlaemschen tonghen
176 Als ic aenmercke al dat de werelt hout bevaen
177 Bourgoenschen, laet ons vrolick singhen
178 Daer was een goelijc molenaer
179 Daer ick lest leedt
180 Daer ic lest leet
181 Die Ghelders ende die Fransoysen
182 Die wachters hoorde ick reden
183 Een meysken leyde een knechtken te voren
184 Een liet met droevicheden
185 Eylaes, ic arm allendich wijf
186 Ghi chrijslieden alle tesamen
187 Hoort toe al int ghemeyn
188 Hout al aen, laet ons vrolic springen!
189 Hoort alle toe, arm ende rijcke
190 Hoort menschen, hier gheseten
191 Hoort toe, ghi slootmakers al tesamen
192 Hoort toe, den hoop met allen
193 Het was een aerdt-, een aerdich medecijn
194 Het was te nacht, also soeten nacht
195 In junius den XX dach
196 Ic heb de werelt seer bemint
197 In augusto den tweesten dach
198 Ic wil gaen om mijn ghewin
199 Ic quam noch gisteravont
200 Lof God en weest verblijt
201 Laet ons den landtman loven
202 Met eenen droven sange
203 Margrietken, ghi zijt so huepsch en fier
204 O God van hemelrijcke
205 Rijck God, wie sal ic clagen
206 Schoon lief, wat macht u baten
207 Wie wilt hooren een goet nieu liet
208 Wy moghen wel loven en dancken den tijt
209 Wie wil hooren een goet nieu liet
210 Bourgoensche herten, wilt u verblijden
211 Doe men schreef mv hondert
212 Een venusdierken heb ic uutvercoren
213 En ick soude tot minnen boele gaen
214 Een wewer hat een meysken lief
215 Hoort, ghi ghildekens alle
216 Het sou een ghildeken uut vrijen gaen
217 Op een maendachmorghen
218 Wie wil horen een goet nieu liet
219 Wat segt ghi, pochghers van Cleven
220 Wonder siet men nu ghebueren
221 Daer staet een clooster in Oostenrijc
Verantwoording van de editie van de tekst
Verantwoording van de editie van de muziek
Aanwijzingen voor de zanger
Liederen die op dezelfde melodie zijn gezongen
Bibliografie
Geraadpleegde bronnen
Lijst van literaire en musicologische termen
Register van persoonsnamen en plaatsnamen
Register van refreinen
Register van beginregels en titels
Illustratieverantwoording
Verantwoording van de Deltareeks