Amsterdams minne-beekje. Deel 3
(1638)–Anoniem Amsterdams minne-beekje– AuteursrechtvrijStemme: Jan de Nouvelle.
TSedert ick de roode tipjes
Van Rosemontjes Lipjes
Kussende heb ghedruckt:
Tsedert is 't ghemoedt van binnen
Gansch begoghelt door u minne,
En uyt d'oude plaets gheruckt
2 Ha vreemde spoockerye,
Kond ick dit niet vermye?
Wel hoe mijn Rosemont,
Wat zijn dit doch voor lippen,
Of voor soet Corale tippen
Daer ghy soo meed' tov'ren kondt?
| |
[pagina 39]
| |
3 Holla, 'k vind meer oorsproncken
Als lacchen, wat voor loncken,
Wat straligh Sonne-licht
Schiet uyt twee lieve ooghjens,
Die met Ebben-houte booghjens
Zijn in t voorhooft vast ghesticht?
4 Wech Phoebus ghy moet swichten,
Hoewel u glinstrigh lichten
Kan wech dryven de Nacht:
Hoewel ghy door u luyster
Al de Sterren maecket duyster,
Echter hebt ghy niet de macht,
5 Dat ghy my kond ontvremen,
En mijn vryheydt benemen,
Als Rosemonda doet:
Moet ghy dan niet ghelooven
Dat haer kracht u gaet te boven,
Die betov ren kan 't ghemoet?
6 Wel aen dan soete Meysje,
Die door het eene reysje
En t kusje voor u mondt,
| |
[pagina 40]
| |
En daer nae met de stralen,
Die uyt uwe ooghjens dalen
My soo deerlijck hebt ghewondt.
7 Wilt soo medoghent wesen,
Dat ick mach zijn ghenesen
Van die my heeft ghewondt:
En ick nae myne lusjes,
Eeuwigh drucken mach met kusjes
V schoon soete Rosemondt.
|
|