Amsterdamsche Vreughde-stroom (Tweede deel)
(1655)–Anoniem Amsterdamsche Vreughde-Stroom, De– AuteursrechtvrijToon: Wat heeft den Amstel al gespuys, &c.WAt geeft het schimpen vuyl gespuys
In ’t vuns pasquille-makers huys?
De blindste babock, in gedicht,
Die pas een pen kan roeren,
Vermeet sich in het helder licht
Eens and’ren schand te voeren.
2 De gauste Joffer schuwt den trant
| |
[pagina 56]
| |
Van een, wiens lust als swavel brandt
Om wech te rucken lijck de valck
Haar duyven-eer; men vindt ‘er,
Men vindt ‘er die geen eygen balck
Besien, maar Buurmans splinter,
3 O! die sijn wraack versaden mocht
Ten schand van hem die ’t alles docht,
En denckt noch heden door sijn schacht,
En nijdigh vuur te sengen,
Egut! wat zoud’ men uyt die nacht
Al stronts ten voorschijn brengen!
4 ’t Is wonder dat hy niet en schrolt
Op haar, die quade lemmers kolt,
Maar neen, de vaatste zijn hem lief,
De vroomste moet hy schelden,
Doch wacht, ô eer-vergeete dief!
Het sal uw’ lempten gelden.
5 Vergode liefjes, schop te rugg
| |
[pagina 57]
| |
Dien vlegel; ha! hy is al vlugg,
De pocke-veêren dunnen hem,
Sijn funne-kop wordt kaaltjes,
Sijn over-snorcken set geen klem,
En ’t rijmen valt wat schraaltjes.
6 Maar Amstel-nimfen, zijt gerust,
Sijn wraak-vuur is gantsch uytgebluscht,
En so de alderminste lonck
Uw’ ooghjes werd verweten,
De wederwraak heeft oock een vonck,
En drijgt ‘em met haar beten.
7 Wanneer-men eens het schimpich Huys,
Gevult van mieren-rijp gespuys,
Zal treffen, met een eeren-dicht,
Waar zal de bock sich wenden,
Als hy, uyt duyster, in het licht,
Sich self zal moeten schenden?
J. Bara.
|
|