Harder, ja (dorst ick’t seggen) den bespotten Jorde; voor die geen die uyt’t ver-gelegen Oosten en Westen haer Ziel-brekers zijn verwachtende, heb ick mede wat op-geschotelt; oock die haer Jeught met gestadigh grimmen en altijt neen seggen, op hoop van tot hooger te raken, mee niet vergeten, maer op een Stoof by de Wiegh, oock wat om te lollen, aen’t Spit gesteken, en oft haer wat te hart vil, mogense dencken dat out Vleys noyt geacht wort, (Jonck vleys, ouwe Vis, is best op een Dis, seyt een van de vermaerste Bruyts Tafel-dienders.) Ick sou by-na onwetende een toorn van de kort gekraeghde en onbestrickte Dochters op mijn hals gehaelt hebben, door dien ick haer in mijn ROMMEL-ZOOTJE uytgelaten hadt, en wel wetende (door onlangs voor-gevallen occasie) dat het is Kruytjen roert mijn niet, soo heb ick haer achter aen na haer bespottingh (dat eenige Druckers uyt-gelaten hebben om’er schijn-heyligheyt wil, soo veel eer niet willen doen, als ick) by-gevoeght, en of het u soo wel niet bevil (dat ick niet en hoop) als mijn, denckt de Drucker heeft gelt van doen. Vaert dan alle wel, en beklaeght uw geldt niet, of’t zou my niet aengenaem zijn, moeyten te doen, en ondanck te halen, &c.
U E. Dienstwillige
JACOB LOOTS-MAN.