Almanak voor de beschaafde jeugd voor het jaar 1799(1798)–Anoniem Almanak voor de beschaafde jeugd– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] De sneeuw. De dikke sneeuw bedekt de wegen; De jeugd, tot vrolijkheid genegen, Maakt dezen tijd zich recht ten nut: Zij schuift alom in ligte sleden; Op 't vlakke baantje, glad gegleden, Vindt haren radden voet geen stut. De sneeuwbal, wel te saam gewrongen, Vliegt uit de hand van oud' en jongen, Wijl elk van die beweging gloeit. Zie hoe de jongens dartel sollen; Elkander in den sneeuwhoop rollen, Steeds rusteloos en onvermoeid. Gindsch vormt men van de sneeuw, figuren, Niet om de tijden te verduren, Maar slechts zo lang geen zonneschijn Het beeld tot water doet ontbinden; Dus kan de jeugd vergnoeging vinden, En laat zich alles dienstbaar zijn. [pagina 47] [p. 47] 't Is goed o jeugd! zoek dus vermaken, Maar leer ook beter, nutter zaken, En waartoe God de sneeuw ons schenkt: Hij geeft ze aan ons, om 't land te dekken, In felle vorst ten kleed te strekken, Voor 't veldgewas, 't welk hij gedenkt. Leer dan uw Schepper hier voor danken; Hij hoort de blijde kinderklanken, Die vloeïen uit een deugdzaam hart. Verheug. vermaak u met dien zegen; Leer deugd en wijsheid op uw wegen, Eer ge in der bozen strik verwart. Vorige Volgende